donderdag 10 november 2016

Is een renaissance voor de Afrikaanse literatuur in Nederland mogelijk? (Boekblad)

De Afrikaanse literatuur heeft iets wat je in Nederlandse romans en verhalen zelden tegenkomt, vindt Rob van der Veer. Geen wonder dus dat de vertaler Engels er volledig door werd gegrepen toen hij besloot ook vertaler Afrikaans te worden en een tijd alleen nog literatuur in deze taal las. Hij noemt zich zelfs 'geobsedeerd'. Hij verslond alles wat het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam hem te bieden had. En dat is veel. De bibliotheek heeft de grootste collectie Afrikaanse literatuur in Europa.
'Het is een schitterend leeg land waarin de ruimte vaak een hoofdrol speelt', somt Van der Veer op. 'Zuid-Afrika heeft gezien zijn ligging ook lange tijd iets van een eiland gehad. Dat heeft geleid tot bijzondere literaire vormen en stijlen, zoals ook Nieuw-Zeeland als eiland een unieke flora en fauna heeft. En, ten derde, de talrijke conflictsituaties geven de literatuur veel dynamiek. Conflicten rond huidskleur, ook nu nog. Conflicten door de kloof tussen arm en rijk. De criminaliteit.'
Het zijn argumenten die ook andere liefhebbers van Afrikaanse literatuur noemen. 'Afrikaanse literatuur behandelt problemen als identiteit of het hebben van een dak boven je hoofd heel concreet. Nederlandse literatuur onderzoekt dat abstracter en filosofischer', zegt vertaalster en agente Ingrid Glorie. 'In een tijd van spanningen rond religie en immigratie is het verschrikkelijk relevant om te lezen hoe die onderwerpen leven in Zuid-Afrika,' meent uitgever Joost Nijsen van Podium.

Toch is de Afrikaanse literatuur weinig bekend in Nederland. André Brink, Ingrid Jonker, Elisabeth Eybers – slechts een paar grote namen uit het recente verleden doen een belletje rinkelen. Net als die van nog levende auteurs als Breyten Breytenbach, Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Antjie Krog, Riana Schepers en natuurlijk thrillerauteur Deon Meyer. Maar verder? Er verschijnen hooguit tien titels in vertaling per jaar. Bestsellers zijn het zelden.
De tweejaarlijkse Week van de Afrikaanse roman moet daar verandering in brengen. Van 16 tot en met 25 september vindt de tweede editie plaats. Zes schrijvers treden in die periode op verschillende plaatsen in Nederland en Vlaanderen op. De grote ster is Marlene van Niekerk. De anderen zijn François Smith, Marita van der Vyver, Ena Jansen, Simon Bruinders en Lien Botha. Alleen de eerste twee zijn al vertaald in het Nederlands. Van Jansen en Bruinders verschijnt werk tijdens de Week.
Glorie is de motor achter het evenement. 'Het idee ontstond toen uitgeverij Mozaïek Irma Joubert naar Nederland haalde. Zij is ontzettend populair bij haar christelijke achterban. Zij is, zoals zo veel Afrikanen, een geweldige verteller en verkoopt tienduizenden exemplaren van haar werk. Alleen: buiten dat circuit heeft niemand ooit van haar gehoord. Mozaïek wilde graag een brug slaan naar de algemene boekhandel. Toen hebben we ook andere auteurs, als Van Heerden, uitgenodigd.'

Op het eerste gezicht lijkt het gebrek aan belangstelling voor de Afrikaanse literatuur vreemd. Nederland heeft toch veel nauwere banden met het land dan met, zeg, Bulgarije of IJsland? Sinds Jan van Riebeeck in 1652 een nederzetting stichtte in de Tafelbaai had Nederland anderhalve eeuw een kolonie in Zuid-Afrika. Ook daarna, tijdens de Boerenoorlogen (1880-1881 en 1899-1902) en het Apartheidsregime, werd het nieuws uit het land altijd op de voet gevolgd.
Het Afrikaans ontstond uit de taal die ooit op de VOC-schepen werd gesproken. Dat was al een verbasterd Nederlands, door de vele Duitsers en Scandinaviërs aan boord. Maar ook al is de taal sindsdien beïnvloed door de inheemse talen van de oorspronkelijke bewoners, het Maleis van slaven uit Nederlands-Indië en het Engels – de woordenschat van het Afrikaans komt nog altijd voor zeventig procent overeen met het Nederlands. Afrikaanssprekenden zijn daarom, met enige moeite, zonder tolken goed te volgen.
Glorie en Van der Veer ontkennen de banden niet. 'Maar in de praktijk is het een klein groepje dat zich door taal en geschiedenis laat leiden', zegt de laatste. 'Bovendien lees je geen literatuur om iets te leren, maar omdat de boeken je grijpen. Het moet gewoon goede literatuur zijn.' Alleen Nijsen denkt dat de taalkundige en historische verbindingen lezers prikkelen. Zeker bij poëzie. 'Bij Podium geven we tweetalige poëzie uit: Krog, Jonker, Ronelda Kamfer. Dat loopt goed omdat mensen het Nederlands met het Afrikaans kunnen en willen vergelijken.'
Daar komt bij dat promotoren van Afrikaanse literatuur de potentieel geïnteresseerden liever niet wijzen op de verwantschap. Ten tijde van de Boerenoorlogen voelde iedere Nederlander zich bloedbroeder van de voor hun eigen staat strijdende Boeren. Tegenwoordig beland je al snel in een nationalistisch kamp van iemand als PVV-politicus Martin Bosma, die zich omwille van de verwantschap al jaren inzet voor het Afrikaans. Glorie: 'In die sfeer willen we de Week niet trekken.'

In de jaren 1990 kende de Afrikaanse literatuur nog een hausse. De culturele boycot werd opgeheven, waardoor een gevoel ontstond: wat hebben we in Nederland allemaal gemist? Riet de Jong-Goossens werd na haar debuut als vertaalster in 1988 zeer actief. En ambassadeurs zetten zich in voor de taal: Gerrit Komrij met zijn bloemlezing en vertalingen van Afrikaanse poëzie, de in Zuid-Afrika opgegroeide Henk van Woerden als documentairemaker en adviseur van Winternachten.
'Alles zat mee', zegt Glorie. 'Het was ook de tijd van Nelson Mandela. Zijn regenboognatie riep heel veel positieve gevoelens op. Dat is allemaal verdwenen. Komrij en Van Woerden zijn overleden. Uitgevers die zich gretig op de markt stortten werden huiverig toen ze ontdekten dat de vertaalde romans niet zó goed verkochten. En Zuid-Afrika werd – met alle berichtgeving over criminaliteit en corruptie – langzaam een land als andere landen.'
Zo is de Afrikaanse literatuur afhankelijk geworden van een enkele uitgever 'die het weer eens probeert', zegt Van der Veer. Zoals Brevier, die kort na elkaar drie romans van Karel Schoeman uitgaf: Dit leven, Het uur van de engel en Verliesfontein – alle vertaald door Van der Veer. 'Ik vind het dapper van ze. En terecht: de magistrale Schoeman is niet voor niets Nobelprijskandidaat. Maar het risico is dat ook Brevier er snel mee ophoudt als blijkt dat het minder goed loopt dan gehoopt.'
Op steun van Zuid-Afrika hoeft niemand te rekenen. De tijd dat de overheid het Afrikaans grootschalig ondersteunde en promootte, omdat het de taal van een groot deel van de heersende blanke klasse was, is met het einde van de Apartheid voorbij. Het is nu een van de 11 officiële talen, gesproken door circa zeven miljoen mensen. Als de regering al zou overwegen vertaalsubsidies in te stellen, zou het in alle talen geld moeten steken. Alleen daarom al is het momenteel ondenkbaar dat het ooit gebeurt.

Er is maar een uitgeverij die al langere tijd structureel Afrikaanse literatuur uitgeeft: Podium. Dankzij fondsauteur Henk van Woerden raakte Nijsen geïnteresseerd. 'Hij wees me op Ingrid Jonker. Dat heb ik lange tijd niet willen doen. Tot ik haar daadwerkelijk las en we Ik herhaal je uitgaven. Langzaam kom je dan in een netwerk terecht, waardoor je weer andere dingen krijgt aangeboden. Vanuit Zuid-Afrika ervaar ik veel dankbaarheid dat ik me zo serieus voor hun literatuur inzet.'
Hij geeft toe dat Afrikaanse literatuur mondjesmaat verkoopt – op Jonker en Krog na. Een Zuid-Afrikaanse bibliotheek moest hij om die reden na vier van de geplande tien delen staken. De recente briefwisseling tussen Jonker en Brink is tot Nijsens verbazing ondanks zeer lovende recensies niet aan herdruk toe. Het publiek voor Breytenbach, ooit een icoon van de anti-Apartheidstrijd, is sterk gekrompen. Maar Podium gaat door. In 2017 volgen vertalingen van poëzie van Kamfer en Breytenbach en een roman van Willem Anker.
Nijsen: 'Eigenlijk heb je een megaseller als Honderd jaar eenzaamheid nodig, die in de jaren zeventig en tachtig als een magneet werkte voor de Latijns-Amerikaanse literatuur. Hopelijk wordt Buys van Willem Anker, onze grote titel van volgend jaar, die bestseller. Het is een soort Wieringa – door de stijl – meets Rosenboom, omdat het een historische roman is over de zeer spraakmakende Coenraad de Buys. Karina van Santen en Rob van der Veer vertalen het voor ons.'

Maar ook zonder megaseller zijn de tekenen gunstig. De Jong-Goossens heeft niet langer het monopolie als vertaalster. Er zijn nieuwe namen bijgekomen, zoals ook Martine Vosmaer en Dorien de Vries. Er zijn nog altijd prominente ambassadeurs voor het Afrikaans zoals Adriaan van Dis en Tom Lanoye, die meewerken aan de Week van de Afrikaanse roman. En Bieke van Aggelen heeft zich als agent in Johannesburg gevestigd om Zuid-Afrikaanse literatuur in al haar officiële talen onder de aandacht van uitgevers te brengen.
Bovendien heeft het einde van de Apartheid gezorgd voor een nieuwe dynamiek in de literatuur. Er ontstond ruimte voor nieuwe thema's – al blijft de verwerking van het verleden een belangrijk thema. En belangrijker: er ontstond ruimte voor andere stemmen. Afrikaans wordt ook gesproken door arme, bruine mensen die een podium voor zich opeisen. Kamfer is tot nu toe de enige representant van deze groep die is vertaald, maar er zullen onherroepelijk meer volgen.

En dan is er nog de Week van de Afrikaanse roman – die volgens Nijsen, zeker gezien het gebrek aan middelen, 'heel belangrijk missiewerk verricht, vooral dankzij Ingrid Glorie, die onvermoeibaar knokt voor Afrikaanse literatuur'. De doelstellingen zijn misschien bescheiden, dankzij de week maken toch een aantal lezers voor het eerst kennis met deze literatuur. 'Alleen al de ontdekking dat je Afrikaans kunt verstaan, kan al zo'n eyeopener zijn om eens wat te gaan lezen', aldus Glorie.
(Eerder verschenen in Boekblad magazine sep 2016)

Zie ook:

Geen opmerkingen: