vrijdag 26 januari 2018

Interview Peter Verhelst over poëzie, theater en de openbare bibliotheek (Bibliotheekblad)

Een Poëzieweek over theater. Dáár kon de Vlaamse auteur Peter Verhelst wel iets mee. Uit enthousiasme over het thema schreef hij met veel genoegen het geschenk van de campagne van dit jaar. Ook het gedicht dat hij speciaal voor de openbare bibliotheek schreef, gaat hem aan het hart. Verhelst kan niet genoeg de lof van de bibliotheek zingen. 'De bibliotheek is het museum van het leven.'

Een eer om het geschenk voor de Poëzieweek te schrijven? Peter Verhelst denkt even na. Dan geeft de Vlaamse auteur toe dat het verzoek van de CPNB 'waarschijnlijk anderhalve seconde' zijn ijdelheid heeft gestreeld. Langer niet. 'Je hebt daar onmiddellijk lullige overwegingen bij als: kun je niet het hele jáár aandacht aan poëzie geven?', zegt hij. 'Toch begrijp ik het wel. Als je geen week ergens voor organiseert, komt het helemaal niet aan bod in deze snelle, luide tijden. De Poëzieweek is een noodzakelijk kwaad.'
De 55-jarige Verhelst aanvaardde de opdracht om tien gedichten te schrijven vooral omdat het thema van 2018 zo'n groot enthousiasme bij hem opriep: theater. 'Ik werk voor theater [als regisseur en schrijver voor het gezelschap NTGent, md.], ik hou ervan. Ik vond het goed om via mijn bundel de aandacht te kunnen vestigen op theater. Het bevindt zich in crisis, in Nederland georganiseerd door jullie regering die de subsidies heeft teruggedraaid. Er zit nu maar een derde zo veel mensen in de zaal als vijf jaar geleden. En: vooral nog de witte, rijke elite.'
Daar komt bij dat theaterteksten tegenwoordig 'worden behandeld als het debiele broertje van de literatuur. Als je je uitgever wil jennen, moet je zeggen dat je een theaterstuk wil publiceren. En dat terwijl er giganten als Shakespeare zijn, wiens teksten zo vaak opduiken dat je kunt zeggen dat ze tot ons DNA behoren. Ook Beckett vind ik zo'n reus, die helaas wat weggedeemsterd is omdat zijn erven niet toestaan dat ook maar een komma aan zijn regie-aanwijzingen wordt veranderd. Dankzij deze opdracht kon ik nog eens naar beide auteurs verwijzen.'

Theater en poëzie
Veel mensen consumenten gedichten vooral als theater: door te luisteren naar een dichter in plaats van zijn bundel te lezen. Het is een verschijnsel dat de auteur van bekroonde dichtbundels als Obsidiaan (Paul Snoekprijs 1990), Nieuwe sterrenbeelden (Herman De Coninckprijs 2009) en Wij, totale vlam (Herman De Coninckprijs en nominatie VSB Poëzieprijs 2015) maar al te goed kent. 'Als iedereen die naar een dichter luistert in plaats daarvan zijn bundel koopt, woonden alle dichters in villa's,' lacht hij.
Toch zullen veel mensen hun wenkbrauwen fronsen bij het idee van theater als thema voor poëzie, vermoedt hij. Gedichten gaan toch altijd over liefde en dood? 'Maar de mogelijkheden van dit thema zijn juist zeer ruim. Zodra twee mensen bij elkaar in één ruimte zijn en zich tot elkaar verhouden, heb je theater. Tegelijk heeft theater de kracht uit te dijen. Als iemand op het podium zegt dat het een zee is, héb je een zee. Dat maakt theater tot een schitterend thema voor poëzie – het belangrijkste literaire genre omdat poëzie het laboratorium van de literatuur is.'

Heel goed kijken
Theater maken en gedichten schrijven hebben bovendien iets heel belangrijks met elkaar gemeen. Het begint allebei met heel goed kijken. 'Een dichter kijkt zeer goed. Hij door de dingen heen de laagjes die anderen niet zien. Maar een regisseur ook. Beiden doen er alleen iets anders mee. Poëzie richt zich op het concentraat van de dingen. Zoals je pruimen vier uur op het vuur zet en dan een wonderlijk sap overhoudt. Theater gaat over het vinden van vormen en betekenissen die discussie mogelijk maken over de wereld en over wie wij zijn.'
Het is daarom eerder vreemd dat Verhelst dertig jaar na zijn debuut als dichter en twintig jaar na zijn eerste toneelstuk nooit over theater had gedicht. Er waren gewoon te veel andere plannen, reageert hij laconiek. 'Ik kan me tijdens het regisseren, als ik met anderen samenwerk, ook moeilijk concentreren op poëzie. Ik moet juist buiten het theater zijn om erover te kunnen dichten. Wie weet ligt er nu over twee jaar een omvangrijke bundel over dit thema. De opdracht was tien gedichten, maar ik had zin om er nog veertig te schrijven.'

Museum van het leven
Ook al vindt de dichter de Poëzieweek een noodzakelijk kwaad, hij zal zich vanaf de start op 25 januari volledig inzetten en aan tal van activiteiten meedoen. Ook in bibliotheken, zoals aanstaande zaterdag een openbaar interview in de Centrale Bibliotheek van Utrecht en een dag later in de Centrale Bibliotheek van Den Haag. Speciaal voor de openbare bibliotheek schreef Verhelst bovendien het gedicht 'Hoe stil het ook zal worden'. Leden van de bibliotheek kunnen tijdens de Poëzieweek dat gedicht als poster ophalen.
'De bibliotheek is heel, heel belangrijk voor de poëzie', zegt hij. 'In boekwinkels heb je amper nog poëzie. Boekhandelaren kopen hooguit vier bundeltjes in, en als die weg zijn, vervangt men die niet. Zijn ze na drie maanden niet verkocht, dan moeten ze weg. Ik snap de economische reden waarom dat gebeurt. Maar daarom moet de bibliotheek de staalkaart van de poëzie, ook internationaal, kunnen blijven bieden. Ook voor oudere poëzie, waar boekhandels doen of dingen die twintig jaar oud zijn uit de prehistorie komen.'
Tot nu toe kan de bibliotheek een schatkamer zijn. 'De bibliotheek in Brugge, waar ik woon, houdt goed stand. Er is genoeg poëzie. Goede, nieuwe dingen liggen er ook snel. Ik ken het beleid niet, maar men lijkt er een erezaak van te maken een goede collectie te hebben. Maar Brugge is een stad. In het dorpje Nazareth, waar ik twintig jaar heb gewoond, was de collectie per definitie kleiner. Misschien kan er daarom ook een vermenging komen van een aanbod in de bibliotheek en via internet. Als de poëzie maar beschikbaar blijft voor mensen.'

Stop de barbarij
Maar hoe lang blijft dat het geval? Niet voor niets is de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief en Documentatie (VVBAD) vorige week een campagne gestart om toekomstige bedreigingen tegen te gaan nu gemeenten sinds 2016 niet langer verplicht zijn om een bibliotheek te financieren. Een 'barbarij' noemt Verhelst die wetswijziging. 'In Nazareth was de bibliotheek het hart van het dorp. Ontzettend belangrijk. En nu het niet meer móét, gaat het zeker gebeuren dat bibliotheken sluiten en het sociale weefsel in plekken als Nazareth gevaar loopt.'
Verhelst gaat zelf niet vaak meer naar de bibliotheek, waar hij nog altijd lid van is.
'Hooguit af en toe, als ik meteen iets wil nazoeken op pagina zoveel van een boek, dat ik niet bij de hand heb. Dan spring ik op de fiets naar de bibliotheek. Maar dat is niet vaak, nu zo veel op internet te vinden is. Het zou erg spijtig zijn als jongeren om die reden minder vaak naar bibliotheken gaan. Vroeger kwam ik ook in de stille werkruimtes, maar jongeren hebben tegenwoordig de gewoonte om daar in groep te doen alsof ze werken. Daar kan ik me niet meer concentreren.'
Toch kan hij niet genoeg de lof van bibliotheken zingen. 'Men zegt altijd: er zijn zoveel dingen die je niet kunt beschrijven. Dikke zever. Ga naar de bibliotheken en daar vind je het allemaal. De bibliotheek is een groot museum van het leven. Het is ontzettend belangrijk als mensen daar toegang toe hebben. Dat was het voor mij ook. Mijn vader had heel veel boeken – die hij mij, passend voor die tijd, verbood te lezen, waardoor ik ze juist allemaal heb gelezen – en toch was de bibliotheek de schatkamer van Ali Baba. Dat mag absoluut niet verloren gaan.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 24 jan)

Geen opmerkingen: