woensdag 29 november 2017

Iemand die zich in dezelfde stroom bevindt als jij. Over 'De mensengenezer' van Koen Peeters (Ons Erfdeel)

Zoals zo veel andere auteurs besluit Koen Peeters zijn roman De mensengenezer met het bedanken van de personen die hem behulpzaam zijn geweest bij het schrijven, het verantwoorden van de bronnen die hem ten dienste stonden en het noteren van enkele slotopmerkingen. Alleen: dit noemt de auteur geen ‘dankwoord’ of ‘nawoord’, dat volgt op de vertelling. Nee, deze tweeëneenhalve pagina vormen hoofdstuk veertig. Het maakt integraal onderdeel uit van de roman.
Peeters onderstreept hiermee dat De mensengenezer draait om de bemiddelaar. Alleen via anderen kun je de kluwen van gedachten en gevoelens in jezelf ontwarren en zo jezelf en je bestemming vinden. Dat geldt voor de hoofdpersoon Remi die zijn lange zoektocht van de Vlaamse Westhoek naar een kleine nederzetting in de Congolese brousse uit de doeken doet. Dat geldt voor de verteller van De mensengenezer voor wie Remi zo’n bemiddelaar is. En dat geldt voor Peeters zelf, die zonder de hulp van mensen en boeken nooit tot de kern van deze roman had kunnen komen. Die ook hij heeft geschreven om zichzelf en zijn bestemming dichter proberen te naderen.
‘Voor iedereen die deze Congoroman goed wil begrijpen,’ waarschuwt hij in het laatste hoofdstuk, ‘ik wil met dit verhaal geenszins het zogenaamd zwarte, het primitieve, het hart van de duisternis in hen, in Afrika aanduiden, maar veeleer wil ik het scherp aanwijzen in ons. Dat betekent: in de lezer en in de schrijver. Want eenieder zoekt op elk moment van de tijd, op elke plaats ter wereld, zijn eigen duistere raadsels uit.’

Wat het duistere geheim van Remi’s leven is en wie hem op welke manier helpt om het richting te geven, maakt Peeters niet expliciet duidelijk. Een mens en zijn levenswandel zijn daar te ongrijpbaar voor. Niet voor niets benadrukt de verteller, die Remi’s verhaal optekent terwijl hij tegelijkertijd na veertig jaar alsnog de scriptie schrijft voor de man die ooit zijn professor was, herhaaldelijk dat hij de vinger niet achter de abstracte ‘grote gedachten’ krijgt die zijn leermeester op apodictische toon kan vertellen.
Het enige materiaal waar je betekenis aan kunt ontlenen – als lezer van deze roman, maar ook wanneer je andere mensen probeert te begrijpen – is zoals altijd de opsomming van kale feiten. Peeters beschrijft hoe boerenzoon Remi opgroeit in de Westhoek, intreedt bij de jezuïeten, zijn vorming ontvangt in de abdij van Drongen en het seminarium van Heverlee, als missionaris naar Congo vertrekt en eindigt in een dorp van de Yaka, waar hij de enige blanke is. Daar weet hij dat zijn zoektocht ten einde is. Hij kan terug naar België, uittreden en zijn werkelijke roeping volgen – als antropoloog en psychoanalist.
Wat hem heeft weggejaagd was een stem die hem aanspoorde mensen te gaan genezen. Hij groeide op in een zwijgzaam gezin, waar geheimen onbesproken bleven om zich te kunnen concentreren op het werk, te midden van de restanten van de Grote Oorlog: de bommen die werden opgegraven, de kerkhoven, de verhalen daarover. Hij voelde zich omringd door verwonde mensen, ook al waren die die al enkele decennia geleden gestorven. Aan zo’n stem moet een mens gehoorzamen. Maar hoe? Door het kader van katholiek Vlaanderen waarin Remi opgroeit kon hij de roeping om mensen te genezen maar op een manier invullen: als dienaar van god.
In werkelijkheid was er veel dieper in hem een ander zaadje geplant die hij moest laten ontkiemen om zijn leven nut en betekenis te geven. Dat zaadje kreeg hij van zijn oom Marcel, toen die hem vertelde over de Congolese soldaat Pius die hij had leren kennen tijdens de oorlog. Als Remi last had van kwade dromen, moest hij het geheime woord uitspreken dat Marcel van Pius had geleerd: carabouya. Het was een bezwering die hem genas: de eerstvolgende nacht had hij nergens last van. Korte tijd later wijst Marcel hem op de globe aan waar Pius vandaan komt.
Het is dit spoor dat Remi uiteindelijk volgt. Het begint met een zoektocht naar het onvindbare graf van Pius, het eindigt met een reis naar diens wortels. Hoe ouder Remi wordt, hoe meer hij te weten komt over Congo, de inwoners, hun in zijn ogen zo mysterieuze gewoonten. Pas als hij bij de Yaka is en tegelijk met de dood van zijn moeder een crisis doormaakt waarvan hij zelf moet worden genezen doordat de medicijnmannen in het dorp contact leggen met het onzichtbare en onzegbare, begrijpt hij op een even onzegbaar niveau de kracht van de bezwering.

Zoals in al zijn werk schuwt Peeters in De mensengenezer heldere richtingaanwijzers om het verhaal te duiden. Maar het verhaal zit vol spiegelingen, parallellen en verwijzingen die minstens zo veel aanleiding geven om te interpreteren als de beroemdste roman over een reis naar de binnenlanden van Congo: Joseph Conrads Heart of Darkness. Wat is bijvoorbeeld de verhouding tussen de zogenaamd troebele magie van Afrikaanse waarzeggers en de schijnbaar onwrikbare zekerheden van westerse priesters?
Peeters legt Remi ook meerdere fraaie theorieën in de mond waarmee je je eigen afkomst kunt begrijpen. Die over de geest, genius en daimon bijvoorbeeld. De geest is ‘de familiegeest die jou je leven beïnvloedt, genetisch maar ook door gesprekken en oude familiehistories.’ De genius is de plaatsgeest: de plek waar je vandaan komt en die je pas begrijpt als je ervan wegtrekt. En de daimon is natuurlijk de bemiddelaar die je op weg helpt. Iemand die, zoals Remi zegt, zich in dezelfde stroom bevindt als jij en je daarom kan aanraken.
De rijkdom van de gebeurtenissen en grote gedachten maakt De mensengenezer tot een wijs boek over afkomst en bestemming, dat zonder twijfel een hoogtepunt is in het oeuvre van Peeters. Het is de roman die daarom zélf de rol van bemiddelaar kan spelen. Want is niet iedere geslaagde roman – of werk van non-fictie, zoals blijkt uit Remi’s levensverhaal – een middel waarmee de lezer zijn eigen duistere raadsels onderzoekt? De mensengenezer deed dat in ieder geval voor mij.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2017/4)

Zie ook:

zaterdag 25 november 2017

Honger naar andermans leven - Waarom de (auto)biografie zo succesvol is

Kijk naar Mijn verhaal van Johan Cruijff – nr. 4 in de top 100 van best verkochte boeken in 2016. Of naar de verkoopcijfers Born to Run van Bruce Springsteen, Thomas Dekkers Mijn gevecht of de herziende editie van Diana. Haar verhaal. En hoe gretig wordt er niet uitgekeken naar de autobiografieën van de Obama's? De Amerikaanse uitgeverij Penguin Random House had maar liefst 65 miljoen dollar over voor de wereldrechten op beide boeken. En dat nadat Barack Obama's Dromen van mijn vader al zo'n hit was.
Levensverhalen worden steeds populairder. Voor een deel komt dat door een groeiende behoefte aan ‘echt gebeurd’ die je alle media terugziet, denkt Eric Palmen, hoofdredacteur van Biografieportaal.nl. “Het loopt gelijk op met de opkomst van bijvoorbeeld reality-tv. Er is een cultuur ontstaan waarin waargebeurde verhalen waardevoller lijken dan verzonnen verhalen. Hoewel dat eigenlijk onzin is: ook een biografie is geschreven vanuit een bepaalde visie en daarom een gefabriceerd verhaal.”
Tel daar de opkomst van een celebrity-cultuur bij op en je begrijpt waarom biografieën en autobiografieën zo'n succesvol genre zijn. Palmen: “Het is vanzelfsprekend geworden om beroemde mensen via sociale media te volgen. En de definitie van wie beroemd is, wordt steeds verder opgerekt. Sluit een groep mensen op in een huis, zet er een camera op en je hebt weer nieuwe beroemdheden naar wie velen nieuwsgierig zijn. De eerste Big Brother-deelnemers schreven trouwens al autobiografieën.”

Voetnoot in de geschiedenis
Ook op een andere manier profiteert de biografie van de toegenomen belangstelling voor non-fictie, zoals geschiedenisboeken. De lotgevallen van een enkel leven is een ideaal prisma om het verleden te begrijpen. Lees over Churchill – zoals het succesvolle De Churchill factor van Boris Johnson – en je snapt meer van de cultuur en veranderingen van het Groot-Brittannië in de eerste helft van de twintigste eeuw, dan welke analytisch boek over politieke afwegingen en maatschappelijke ontwikkelingen je zou kunnen leren.
Er worden dan ook steeds meer biografieën geschreven. Monica Soeting, bestuurslid van de International Auto/Biography Association en biografe van de meisjesboeken-schrijfster Cissy van Marxveldt, herinnert het zich nog goed. “Toen ik begin deze eeuw hoofdredacteur van Biografie Bulletin was, publiceerde dat tijdschrift achterin een lijst van verschenen en te verschijnen biografieën. Daar zijn we op een gegeven moment mee opgehouden. Het viel niet meer bij te benen.”
Vroeger, vertelt Soeting, bestond het idee dat iemand een biografie moest verdienen. Alleen wie echt beroemd of belangrijk was, kreeg een biografie. Dat is helemaal voorbij. Van iedereen over wie een interessant verhaal is te vertellen, wordt het leven geboekstaafd. Ook als die persoon niet meer dan voetnoot in de geschiedenis was. Een mooi voorbeeld is Allene Tew – hoofdpersoon van De Amerikaanse prinses van Annejet van der Zijl. Wie had voor dit boek ooit van deze peettante van prinses Beatrix gehoord?
Er heerst een vrolijke, maar uiterst creatieve anarchie in de wereld van biografen. Soeting: “Alles kan. Biografieën van een stad of familie, zoals de familie-Six. Biografieën die niet het hele leven van begin tot eind beschrijven.” Denk weer aan Annejet van der Zijl: haar biografie van Prins Bernhard houdt op na de Tweede Wereldoorlog. “Ook het idee dat iemand al is geweest, is passé. Over een al gebiografeerd leven kun je een heel ander, maar even interessant verhaal vertellen.”

Het waardevaste medium
Wie liever zijn eigen verhaal vertelt, doet dat steeds makkelijker. In een tijdperk waarin iedereen zich via Twitter en Facebook van zijn beste kant laat zien, wordt een autobiografie niet meer als ijdelheid gezien (al zijn er genoeg beroemdheden die om die reden een biografie afslaan). Gestimuleerd door uitgevers die willen profiteren van het succes van het genre, is het maar kleine stap om naar de pen te grijpen. Bovendien: juist in de kakofonie van sociale media wil iedereen zijn eigen verhaal voor eeuwig vastleggen. Dan is een boek hét waardevaste medium.
Lezers kunnen steeds vaker kiezen uit een biografie of autobiografie over dezelfde persoon, zoals bijvoorbeeld Johan Cruijff. Ze hebben allebei hun voordeel. Een autobiografie geeft de sensatie van nabijheid: de beroemdheid vertelt van binnenuit hoe hij het heeft gedaan of beleefd – al dan niet via een ghostwriter, vaak in het colofon aangeduid als de persoon die de 'redactie' verzorgde. Maar een biograaf kan mythe en waarheid scheiden door ook andere bronnen aan te halen.
Hetzelfde geldt voor geautoriseerde en niet-geautoriseerde biografieën. De eerste heeft als voordeel dat de biograaf beschikking krijgt tot uniek bronnenmateriaal. Hoe goed zou Cees Fasseurs biografie van Koningin Wilhelmina zijn geweest zonder toegang tot het Koninklijk Archief? Maar een niet-geautoriseerde biograaf kan zich makkelijker onafhankelijk opstellen. En die smeuïge biografie schrijven vol gruwelijke waarheden die de gebiografeerde het liefst geheim had gehouden. Zie Eva Roovers recente biografie van Boudewijn Büch, waarin ze de schrijver/presentator haarfijn ontmaskert.

Nooit te dik
Uiteindelijk maakt het niet uit wat voor soort (auto)biografie je het beste open kunt slaan, vinden Palmen en Soeting. In elk type geeft iemand een visie op het leven zelf. “Eigenlijk zijn er alleen goede en slechte biografieën”, zegt Palmen. “In een slechte biografie presenteert iemand alleen de bronnen of de feiten zonder die in een context te plaatsen. In een goede biografie doet de schrijver dat wél – of hij dat nu over zijn eigen leven of dat van een ander doet. Hij laat zien waarom Harry Mulisch een mythe van zichzelf maakte. Of hoe een tijdperk of locatie een leven heeft gevormd. Elke visie is goed, zolang de biograaf maar een verhaal wil vertellen.”
Daarom kan een biografie nooit te dik zijn – dé klacht die altijd terugkeert over biografieën, dit najaar ongetwijfeld ook over de langverwachte Wolkers-biografie van Onno Blom (1168 pagina's!). Soeting: “Over een roman zeg je toch ook nooit dat hij te dik is? Als er maar een heldere visie is, die doordacht wordt uitgewerkt. Alleen als je de feiten krijgt zonder enige interpretatie is een tekst al snel te lang. Niet voor niets leest niemand een Wikipedia-lemma van a tot z.”

De favoriete biografie van Eric Palmen
Andreas Burnier. Metselaar van de wereld van Elizabeth Lockhorn. “Het is geschreven uit bewondering voor deze schrijfster/criminologe, maar absoluut geen hagiografie. Je krijgt een fantastisch perspectief op een joods meisje dat de oorlog overleeft via zestien onderduikadressen om te ontdekken dat ze in een verkeerd lichaam zit, de jaren vijftig in kroegen verprutst om daarna een boegbeeld van de homo-emancipatie te worden.”

De favoriete biografie van Monica Soeting
De drie tegelijk verschenen biografieën van koningen Willem I, Willem II en Willem III. “Deze drie biografen plaatsen hun levens zo goed in een context dat het als een eyeopener werkt. Zo begrijp je heel goed dat de Nassau's functioneerde als Europese adellijke familie voor wie het niets uitmaakt wélk land ze hebben, Polen of Nederland, maar in de loop van de 19e eeuw gedwongen steeds nationaler worden. En alle drie geweldig geschreven.”

De bestverkochte (auto)biografieën van 2016
1. Mijn verhaal - Johan Cruijff
3. De Amerikaanse prinses - Annejet van der Zijl
4. Thomas Dekker. Mijn gevecht - Thijs Zonneveld
5. Juliana - Jolande Withuis
(Eerder verschenen in Present, het krantenmagazine van boekhandel Paagman in Den Haag)

donderdag 23 november 2017

Interview Benny Lindelauf over vier jaar adviseur van het Nederlands Letterenfonds (Boekblad)

Het Nederlands Letterenfonds zoekt, zoals ieder jaar rond deze tijd, nieuwe leden voor de Raad van Advies, die adviseert over de aanvragen voor projectsubsidies van literaire auteurs in alle genres. Een van hen zal Benny Lindelauf vervangen. De kinder- en jeugdboekenschrijver vindt het belangrijk dat schrijvers in de Raad van Advies zitting hebben. Ze hoeven niet bang te zijn collega's verhaal komen halen, heeft hij gemerkt.

Je zat vier jaar in de Raad van Advies. Was het een goede tijd?
'Er zijn drie vergaderingen per jaar, waarin achtereenvolgens de subsidieaanvragen van ervaren schrijvers [al minimaal vijf keer een beurs gekregen, md], de starters en de oeuvrebouwers [derde tot en met vijfde beurs] worden besproken. Toen ik eraan begon, kon ik me niet goed voorstellen hoe die vergaderingen verliepen. Ik krijg zelf ook subsidie van het Letterenfonds en vroeg me altijd af: hoe worden beslissingen eigenlijk genomen? Als schrijver heb je daar geen zicht op. Je kunt wel om nadere uitleg van een besluit vragen, maar dan nog weet je niet hóé er over je werk en je werkplan wordt gesproken. Dat bleek op een heel prettige, want zorgvuldige manier te gebeuren.'

Zorgvuldig?
'De vergaderingen duren altijd lang. Dat alleen al geeft aan hoe nauwgezet de afwegingen worden genomen om het beschikbare geld te besteden.'

Waarom wilde je als schrijver adviseren over subsidieaanvragen van collega's?
'In het begin was ik helemaal niet zo happig. Het begon ermee dat het Letterenfonds mij vroeg om als extern deskundige rapporten over kinder- en jeugdliteratuur te schrijven. Ik twijfelde daar sterk over. Mijn echtgenoot zei toen: je maakt zelf ook gebruik van het systeem, er zijn mensen nodig om dat draaiend te houden en als jij het niet doet, krijgt iemand anders die verantwoordelijkheid. Dat trok me over de streep. Het Nederlandse subsidiesysteem is uniek in de wereld, ik wil dat graag in stand houden. En ik werd snel gerustgesteld dat je nooit hoeft te oordelen over iemand die je goed kent of juist vervelend vindt. Toen ik daarna werd gevraagd voor de Raad van Advies had ik dezelfde schroom. En dan wéten andere schrijvers dat ik over hun aanvragen oordeel.'

Spraken ze je er de afgelopen jaren ooit over aan?
'Helemaal nooit. Schrijvers in mijn omgeving wisten het denk ik wel, maar misschien is het een ongeschreven wet dat je daar onderling nooit over praat. Ik heb zelf ook nooit iets gezegd tegen schrijvers die voor mij in de Raad zaten. Ik tekende wel regelmatig pro forma bezwaar aan, om erachter te komen wat de Raad van mijn werk vond. In de brief waarin het besluit je wordt meegedeeld, staan daar maar een of twee regels over. Hoe meer ik daar echter over weet, hoe meer het mijn werk kan aanscherpen.'

Vind je het belangrijk dat er schrijvers in de Raad van Advies zitten?
'Zeker. Alleen schrijvers weten van binnenuit wat voor impact de subsidiebesluiten hebben. Ik weet hoe fijn het is om geld te krijgen waarmee je aan de slag kunt. Ik weet ook hoe vervelend het is als je aanvraag wordt afgewezen. In het begin van mijn carrière is me dat overkomen. Dat was toen pijnlijk. Niet alleen vanwege het geld, maar ook omdat toekenning een bepaalde vorm van waardering is.'

Tegelijkertijd vroeg jij tijdens jouw termijn in de Raad ook subsidie aan. Kan dat wel?
'Ik vind van wel. Een schrijver die subsidie aanvraagt, doet helemaal niet mee aan de vergadering waarin die wordt behandeld. Ik heb geen enkele invloed gehad op de besluiten over mijn aanvraag.'

Het Nederlandse subsidiesysteem voor literaire auteur vind je uniek, zei je. Ben je de afgelopen vier jaar in die mening gesterkt?
'Ik ben er vooral bewuster van geworden hoe bijzonder het is. Ik ken steeds meer schrijvers in andere landen. Die hebben het aanzienlijk moeilijker. Je krijgt echt tijd om te schrijven én om te maken wat je zelf wil maken. Er is geen uitgever die je voorstelt: kun je niet over dit of dat schrijven, want dat verkoopt zo lekker. Dat is een groot goed. Voor mezelf, omdat ik literaire jeugdboeken maak – een genre dat niet snel bestsellers oplevert. En voor de jeugdliteratuur, omdat subsidies dit soort werk mogelijk maken en zo de diversiteit van het aanbod breed houdt. Bovendien blijft juist van literaire jeugdboeken de kwaliteit op langere termijn overeind, waardoor ze via vertalingen succes kunnen hebben. Subsidies vergroten zo de pr-waarde van de Nederlandse literatuur.'

Is het budget voor schrijvers dan afdoende? Het stijgt al jaren niet.
'Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Ik was verheugd om te merken hoeveel schrijvers er gebruik van het systeem kunnen maken, maar dit jaar was het budget aanvankelijk niet voldoende. Ik kreeg daar ook mee te maken. Mijn aanvraag kreeg een positief advies, maar het budget voor de ronde ervaren schrijvers was niet toereikend. Pas toen er na de andere rondes geld over bleef, kon mijn aanvraag worden gehonoreerd. Als het op langere termijn vaker gebeurt dat kwaliteit toch niet ondersteund kan worden, zou er geld bij moeten.'

Tot slot iets anders. Jij behoort tot de auteurs van Querido Kind die protesteerden tegen de weigering van moederbedrijf WPG om de uitgeverij te verkopen aan Singel Uitgeverijen. Maak jij nu de overstap naar de nieuwe uitgeverij van het voormalige redactieteam van Querido Kind: Emanuel?
'Ja. Al is het geen volledige overstap. Mijn eerdere werk blijft vooralsnog bij Querido Kind. Ik ga ervan uit dat zij dat gewoon blijven promoten.'

Ben je opgelucht over deze oplossing?
'Voor nu is dit het best denkbare. Het liefst had ik gehad dat Querido Kind en Querido samen waren gebleven. Die uitgeverij horen bij elkaar, ze denken hetzelfde over uitgeven. Maar nu dat onmogelijk bleek, is dit een prachtige oplossing uit onverwachte hoek. Ik zal zien hoe het zich verder ontwikkelt. Voor nu is het fantastisch dat het redactieteam weer aan het werk kan.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 16 nov)

zondag 19 november 2017

AR & VR steeds vaker nuttige toepassing in educatief lesmateriaal (Inct)

Dat AR en VR toegevoegde waarde hebben in het onderwijs hoef je educatieve uitgeverijen niet te vertellen. Dat Nederlandse leerlingen ermee aan de slag gaan is dan ook een kwestie van tijd. En lef om erin te investeren.

Veel leerlingen komen dit jaar op school niet in aanraking met augmented reality (AR) of virtual reality (VR). Het aantal toepassingen van deze technieken neemt exponentieel toe. Op de laatste Buchmesse konden bezoekers in bijna iedere hal een VR-bril en koptelefoon opzetten om zelf een experimentele toepassing uit te proberen: van de opera Fernweh die het Nederlands-Vlaamse gastlandschap presenteerde tot filmpjes die Google ontwikkelt. Maar in de schoolklas dringt de techniek nog amper door.
Toch gebeurt er van alles bij educatieve uitgeverijen, vindt Esther van Vroonhoven, uitgever rekenen basisonderwijs van Noordhoff. Op de NOT van dit jaar zag zij 'behoorlijk' wat experimenten. Ook van haar eigen uitgeverij. Al voegt ze daar meteen aan toe dat De rekenruimte – een virtuele escape room, waaruit deelnemers kunnen ontsnappen door het beantwoorden van rekensommen – geen VR-leermiddel is maar een promotiemiddel voor de nieuwe methode Getal & Ruimte Jr.
'Op onze stand konden leerkrachten een VR-bril opzetten en de rekenruimte spelen', legt ze uit. 'Ongeveer zevenhonderd leerkrachten hebben het spel ook gespeeld. Getal & Ruimte Jr is een rekenmethode die zowel in boekvorm als helemaal digitaal is te gebruiken en daarmee dus klaar voor de toekomst is. Vandaar dat we er een eenentwintigste eeuwse campagne omheen hebben gebouwd. Het spel is ontwikkeld door VIEMR in opdracht van marketing-bureau RTRN dat wij hiervoor hadden geselecteerd.'
De voordelen van VR ziet Van Vroonhoven wel. 'Veel ruimtelijke onderwerpen vinden leerlingen best lastig. VR kan dat verduidelijken. Binnen Noordhoff kijken we dan ook of we het kunnen inzetten voor voortgezet onderwijs. Ik denk dat VR over vijf tot tien jaar een vergelijkbare plek in het onderwijs heeft als de mobiele telefoon nu: soms leuk en handig, maar niet noodzakelijk. Op dit moment is het nog vrij duur om het materiaal te produceren, maar ik vermoed dat de kosten snel zullen dalen.'

Juist omdat producten zoals De rekenruimte geen VR-lesmethode is, denkt Sarah Brusell van Uitgeverij Deviant dat de invoering van AR en VR in het onderwijs geleidelijk zal verlopen. ‘De ontwikkelingen gaan allemaal zo snel. Er zijn zo veel partijen mee bezig. Denk alleen al aan wat Google doet. Met Google Expeditions kunnen leerlingen de hele wereld over en op plaatsen komen die anders onbereikbaar zijn. Maar het is goed mogelijk dat er aankomend schooljaar opeens van alles op VR-gebied beschikbaar is, dat didactische meerwaarde heeft. Want daar gaat het natuurlijk om.'
Uitgeverij Deviant is een van de weinige Nederlandse educatieve uitgeverijen die inzet op volwaardige VR-toepassingen – en daar onlangs ook voor is gewaardeerd met de Comenius Edumedia Award. 3D VIP Room is een app om beter Engels te leren spreken. Startrekenen VR is een app waarmee je rekenonderwerpen uit de gelijknamige methode – zoals het inschatten van lengtes en hoogtes en het volgen van een routebeschrijving – kunt aanbieden. Beide apps zijn nu nog gratis te downloaden voor wie de lesmethodes van Uitgeverij Deviant gebruikt. Op termijn kunnen de apps ook los worden aangeschaft.
Het ontwikkelen van AR en VR voor het onderwijs is pionieren en kost in eerste instantie veel tijd en energie, legt Brusell uit. 'Wij stellen in eerste instantie niet de vraag: wat kost het en hoe verdienen we die investeringen terug? Belangrijker is dat wij als uitgeverij voorop willen lopen in het gebruik van nieuwe technieken. Wij stellen de vraag: hoe willen wij dat de klaslokalen er over vijf of tien jaar uitzien? Hoe kunnen wij een verantwoorde bijdrage leveren aan innovatie in het onderwijs? En hoe kunnen VR-toepassingen bijdragen aan meer leereffect en afwisseling in de les?'

Het is daarbij gewoon leuk om met nieuwe technieken te spelen, vindt Brusell. 'Startrekenen VR ontwikkelen we intern helemaal zelf. In het begin is het veel werk om een onderwerp uit te werken, maar zo langzamerhand krijgen we er meer handigheid in. Binnenkort gaan we ook zelf experimenteren met augmented reality. We hebben programmeurs en 3D-designers in huis die dat leuk vinden en over de juiste kennis en vaardigheden beschikken.'
En nu de producten er eenmaal zijn, blijkt de belangstelling wel degelijk groot. 'Het onderwijs vraagt niet per se om VR of AR. Maar als de toepassingen er zijn, raken docenten nieuwsgierig – en ontdekken ze vanzelf de voordelen, waarna de behoefte om het in de klas uit te proberen toeneemt. Bij de NOT zette vele bezoekers een VR-bril op om VR zelf te ervaren. .Zo nodig namen we hun vragen en bezwaren weg, over de technische toegankelijkheid bijvoorbeeld. Op bijna alle telefoons werken onze apps gewoon en dat is vaak een eye-opener. En voor leerlingen is VR ook aantrekkelijk. Zij zien het als een coole afwisseling op de dagelijkse les.'

Ook Mitchell de Mol van AVRGE is overtuigd van de toevoegde waarde van AR en VR in de klas. Zozeer dat zijn bedrijf, dat eigenlijk toepassingen voor derden ontwikkelt, begin 2019 zelf een product voor het voortgezet onderwijs op de markt zal brengen. Dat is de AR-app Edumara, waarmee leerlingen onderwerpen uit het vak aardrijkskunde beter kunnen begrijpen door ze aanschouwelijk te maken. Denk aan het ontstaan van een vulkaan, hoe een tornado beweegt of op welke manier aardplaten schuiven.
Aanvankelijk zette AVRGE de app met ThiemeMeulenhoff op. Samen verrichtten ze enkele pilots in de klas. De aanpak sloot ook aan bij de bestaande methode Geo. De uitgeverij heeft de samenwerking momenteel echter stilgezet omdat het nog twijfelt over de juiste strategie. Wil het bedrijf een geheel eigen product, waardoor de investering relatief hoog is? Of moet het samen met de grote concurrenten Noordhoff en Malmberg een techniek ontwikkelen, waardoor de kosten beperkt blijven – maar er ook minder concurrentieel voordeel is?
'Daar komt bij dat deze techniek zich nog niet helemaal heeft bewezen', aldus De Mol. 'Investeren houdt een risico in als je niet echt weet of docenten het in de praktijk zullen oppakken. Wij willen dat bezwaar wegnemen door iets te maken dat ook echt wordt gebruikt. Docenten merken dat leerlingen zich stof moeilijker eigen maken omdat ze moeite hebben om tekst te visualiseren. Door vlogs, games, noem maar op is die vaardigheid minder goed ontwikkeld dan vroeger. AR biedt dan een oplossing.'

Inmiddels is AVRGE zo ver dat De Mol kan zeggen dat de techniek werkt. 'We hebben heel veel moeten testen. In eerste instantie brachten we de verschillende onderwerpen bijvoorbeeld realistisch in beeld. Maar dat maakt de app automatisch zwaar. En dan nog kregen we als feedback: het ziet er niet uit. Leerlingen zijn immers de enorm mooie graphics van hun Playstation gewend. Dan besef je dat je voor een cartooneske aanpak moet kiezen, waardoor ook nog eens de focus meer op het leren zelf ligt.'
Ook didactisch klopt de app. Leerlingen vinden het leuk en interessant en gaan gemotiveerder aan de slag. 'Vmbo-leerlingen zijn snel afgeleid, dus moet de app kunnen werken als hun telefoon in vliegtuigstand staat. Ook moeten ze hem helemaal zelf bedienen. Bij alles wat automatisch gaat, verliezen ze hun aandacht. Daar kom je in deze fase waarin je moet pionieren alleen achter in pilots. En door veel te praten met docenten zelf, die al te veel innovatieve toepassingen op zich af hebben zien komen zonder relatie met wat in de klas gebeurt.'
(Eerder gepubliceerd in Inct)

donderdag 16 november 2017

Interview Bjorn Van den Eynde – succesvol jeugdauteur op de Boekenbeurs (Boekblad)

De jeugdboekenauteur Bjorn Van den Eynde (1984) verkocht op de Boekenbeurs in Antwerpen in de eerste week zo'n zeshonderd exemplaren van zijn laatste boek: Team Mortis 7 – De spiegelmoorden. Hij doet er dan ook veel moeite voor. Hij is maar liefst 56 uur aanwezig, verdeeld over tien dagen, om te signeren.

Bijna zeshonderd exemplaren na acht dagen Boekenbeurs. Hoe kan dat?
'Het is het zevende deel van een serie young adult-spionagethrillers. Ik timmer al jaren aan de weg, sinds het eerste deel in 2012 verscheen, en ik zie elk jaar lezers terugkomen. En elk jaar komen er een paar lezers bij die zijn gevallen voor de characters, die hen aan de reeks doet kleven.'

Is het succes van 'Team Mortis' ook te danken aan de Boekenbeurs zelf?
'Dat denk ik wel. Toen mijn eerste boek uitkwam, was ik een onbekende. Ik had tv-schrijfwerk gedaan, maar daar bouw je geen naam mee op bij het grote publiek. Toch verkocht ik in 2012 al zo'n drie-, vierhonderd boeken. Dat was echt een jumpstart, die ik te danken heb aan het feit dat ik daar lijfelijk aanwezig was, praatjes maakte, ideeën wisselden met lezers. In de boekhandel ligt een boek er als een dood voorwerp. In het beste geval kan een cover een lezer nog triggeren, maar als je nog geen bestsellerauteur bent ligt je boek ook niet op de tafel met bestsellers. Op de Boekenbeurs bouw je daarentegen zelf een band met lezers op. Met sociale media kan dat tegenwoordig ook, maar dat is niet hetzelfde als wanneer je lezers je bij wijze van spreken kunnen aanraken.'

Een signeersessie in een boekhandel heeft niet hetzelfde effect?
'Nee. Ik doe voorafgaand aan de Boekenbeurs altijd een paar signeerdagen in Standaard Boekhandel. Dat was dit jaar eigenlijk pas echt succesvol, toen er steeds enkele tientallen lezers speciaal voor mij langskwamen. In het begin waren het er maar drie of vier – en dan weet ik dat er collega's zijn die zelfs geen enkel boek verkopen tijdens een signeersessie. Een boekhandel trekt in vergelijking een kleiner publiek. De Boekenbeurs bundelt het publiek. Het is daar een groot circus waar tientallen auteurs zijn. Toch blijf ik naar boekhandels gaan. Ik vind het belangrijk ook daar lezers te ontmoeten. En de boekhandelaar is altijd blij dat je er bent.'

Is het ontbreken van een Boekenbeurs ook de reden dat je in Nederland nog weinig naam hebt gemaakt?
'Voor een deel, ja. Naamsbekendheid is alles. Zonder kopen zeker grote boekhandelsketens je werk niet in. De Boekenbeurs heeft me hier geholpen naamsbekendheid op te bouwen. Ik heb wel een paar Nederlandse lezers, van wie ik ook reacties krijg. Ik denk daarom dat er geen culturele verschillen zijn die verhinderen dat mijn werk in Nederland kan aanslaan. Aan de andere kant: veel thrillerauteurs zijn bij ons enorm populair met toch universele verhalen, terwijl zij ook moeite hebben Nederland binnen te komen. We zullen zien. Met Baeckens Books zinnen we op een manier om mijn boeken in Nederland opnieuw te lanceren.'

Ben je dit jaar de meest signerende auteur?
'Dat zal niet veel schelen. Ik probeer zoals ieder jaar alle weekenden en vakantiedagen te komen, zo mogelijk de hele dag. Alleen komende donderdag en vrijdag sla ik over. Ik voel me ook verantwoordelijk voor mijn lezers. Als zij naar de Boekenbeurs komen, hopen ze mij daar te zien. Dan kan ik er niet een dag niet zijn.'

Hoe houd je dat vol?
'Als je er twee uur zit en je signeert maar een paar boeken, is het plezier er snel af. Maar ik heb het geluk dat ik een vrij breed publiek heb. En: een jeugdauteur ben. Het jeugdpubliek hecht meer waarde aan een handtekening in hun boek. Ze zijn net iets enthousiaster. Als ik 's ochtends om elf uur kom staat er al een kleine rij. Ik kan gelijk beginnen, neem voor iedereen de tijd, doe het in een rustig tempo en als ik dan op mijn horloge kijk, is het plots drie uur, half vier. Op drukke dagen zelfs vier uur, half vijf.'

Wordt je daarbij goed begeleid door je uitgeverij: Baeckens Books?
'Zeker. Ik kon destijds bij een aantal uitgeverijen terecht. Ik koos voor Baeckens omdat het een familiebedrijf is: grootvader is mede-eigenaar, vader en zoon werken er. Dat zorgt voor een amicale sfeer die je ook op de stand tegenkomt. Daarbij zorgen ze altijd voor een gezellige, dorpse drukte. Geronimo Stilton is er altijd, er zijn spelletjes.'

Wat vind je – los van je eigen signeersessies – van de Boekenbeurs als evenement?
'Ik heb een grote liefdesverhouding met de Boekenbeurs. Het is de enige plek waar je op een organische manier met je publiek in contact kunt komen. Zeker als jeugdauteur. Wij komen niet op het nieuws, niet in de krant, niet in cultuurmagazines. En standhouders doen enorm hun best om het visueel aantrekkelijk te maken en met evenementen voor leven te zorgen. Ik vind het altijd jammer als het voorbij is en ik weer een jaar moet wachten om mijn lezerspubliek te begroeten. Als Nederland dan toch een eigen Boekenbeurs zou beginnen, zou ik ten minste twee keer per jaar naar zo'n evenement kunnen gaan. Dat zou nog beter zijn.'

De Boekenbeurs zou te duur zijn, klagen juist schrijvers.
'Ik denk wel dat je een nog een breder publiek kunt trekken – wat een heel belangrijk streven moet zijn – mocht je voor vijf euro naar binnen kunnen. Nu is een gemiddeld gezin zo veertig, vijftig euro kwijt. Dat is veel. Maar ik vind het te makkelijk om te schieten op toegangskaartjes van tien euro. Ik ken de kostenstructuur van het evenement niet. Van de toiletten tot het licht, ik begrijp dat het allemaal geld kost. Ik ga er maar van uit dat tien euro een prijs is die met de kosten in verhouding staat.'

Wat vind je ervan dat de Boekenbeurs voor het eerst tussendoor drie dagen dicht is: van maandag tot en met woensdag?
'Ik vrees dat in deze dagen veel mensen voor een gesloten deur staan. Het zit zó in de Vlaming ingebakken dat de Boekenbeurs van 1 tot en met 11 november duurt – met een feestdag in het begin en een feestdag aan het eind. Ook bij mij, van toen ik als kind naar de Boekenbeurs ging. Op een gegeven moment ging de beurs al in oktober open, maar nog steeds zie je dat het op die dagen rustiger is. Ook dit jaar: pas vanaf 1 november kon je er op de koppen lopen. Het zal dus een tijdje duren voor het publiek aan de knip van drie dagen is gewend. Voor mezelf is het daarentegen fijn dat ik op adem kan komen. En eindelijk ook wat kan schrijven.'

'Klopt. Mijn signeertafel staat schuin tegenover hun stand. Ik kan ze perfect in de gaten houden. Maar ik heb niet de indruk dat hun aanwezigheid de gemoederen verhit. Zij hebben hun eigen publiek. Ik denk dat hun aanwezigheid geen positief of negatief effect zal hebben op hun populariteit. Ook op de Boekenbeurs zal het trouwens vermoedelijk geen positief of negatief effect hebben.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 9 nov) 

woensdag 15 november 2017

Onze Taal & Nederlandse Taalunie: Hetzelfde doel, verschillende doelgroepen (Taalunie:Bericht)

De Nederlandse Taalunie en Onze Taal kregen dit jaar allebei een nieuwe directeur. Hans Bennis en Vibeke Roeper denken dat de organisaties elkaar uitstekend aanvullen.

Taal is wat mensen met elkaar verbindt. De nieuwe directeur Vibeke Roeper (1965) van Genootschap Onze Taal – aangetreden per 1 september – schroomt niet om grote woorden te gebruiken. 'Taal is de lijm van de samenleving. Taal laat zien hoe we in deze maatschappij met elkaar omgaan. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om daar goed over na te denken.'
Ze herinnert zich een discussie tussen een lid van het Genootschap en de NOS die ze recent voorbij zag komen. 'Dat ging over de vraag of je in berichtgeving "wit" of "blank" gebruikt als tegenovergestelde van "zwart". Beide woorden hebben een heel verschillende gevoelswaarde. Het is een klein voorbeeld, maar het geeft aan hoe belangrijk het is om zorgvuldig om te gaan met dat wat we gezamenlijk hebben.'
Taal geeft ook plezier. 'Het is een onuitputtelijke bron van nieuwe gedachten en ideeën', zegt Roeper. 'Ik herinner me een interview met [de Vlaamse cartoonist] Kamagurka. 'Als hij snel en dus verkeerd een tekst leest, komt hij tot de beste ideeën, vertelde hij daarin. Dat kan ik me zo goed voorstellen: dat het spelen met taal je creativiteit voedt.'

Algemeen secretaris Hans Bennis (1951) van de Nederlandse Taalunie – aangetreden per 1 februari – kan het alleen maar beamen. Taal is belangrijk en leuk. 'En door informatie daarover te bieden en zo meer inzicht te verschaffen, vergroot je de interesse en het niveau van de discussie. Zoals je ook meer van letterkunde geniet als je hebt geleerd moeilijker boeken dan Pinkeltje te begrijpen.'
Het is dan ook op dat niveau dat het Genootschap Onze Taal en de Nederlandse Taalunie hetzelfde doel hebben. Het verschil is alleen, vindt Bennis, de doelgroep van beide instellingen. 'Zij zijn een publieksorganisatie. Zij richten zich op het grote publiek met leuke, interessante en mooie dingen over taal. Wij zijn een beleidsorganisatie. Wij richten ons op het veld van deskundigen en de overheid.'
Er is veel belangstelling voor taal, merkt Bennis. Denk aan de oplage van het tijdschrift Onze Taal of het bestaan van een populariserend radioprogramma als De Taalstaat dat op prime time wordt uitgezonden. 'En dan is het belangrijk dat er op een verstandige manier wordt gesproken over taal. Onze Taal doet dat, zeker sinds ze – al lang geleden – zijn geëvolueerd van een normatief naar een informatief gezelschap.'
Op zijn beurt probeert de Nederlandse Taalunie de discussie bij politici en beleidsmakers naar een hoger niveau te tillen. 'Ik merk nu hoe weinig politici van taal weten. Ze roepen vaak maar wat. In Vlaanderen is er wel een vanzelfsprekend bewustzijn over taal, maar in Nederland hebben politici alleen belangstelling als er kwesties zijn. En dan wreekt zich de geringe kennis.'

Beide organisaties kunnen elkaar door de verschillende doelgroepen perfect aanvullen. In het verleden is dat anders geweest. Bennis' voorganger wilde juist wel dat de Nederlandse Taalunie naar buiten trad en begaf zich zo in het vaarwater van het Genootschap Onze Taal. Langer geleden hadden ze een hoogoplopende ruzie over de correcte spelling. Het Genootschap zette toen de witte spelling tegenover het Groene Boekje.
Dat is absoluut niet de toekomst die Roeper en Bennis voor zich zien. 'Wij werken nu met de Taalunie samen in de Week van het Nederlands', zegt Roeper. 'Zulke dingen zouden we vaker kunnen doen. De rol van popularisator past ons goed. Als zij bijvoorbeeld in de discussie over het schoolvak Nederlands het grote publiek willen bereiken, kan dat via ons.'
Onze Taal, legt ze uit, kan een grote pool van zeer betrokken particulieren bieden. 'Als de Taalunie wil weten wat taalgebruikers van een bepaald onderwerp vinden, kunnen ze dat via ons vragen. Wij hebben de directe relatie met taalliefhebbers. Dat kan tot op woordniveau. Om weer het voorbeeld te nemen van "wit" of "blank". Zet de vraag naar welk woord de voorkeur heeft uit op sociale media en via onze kanalen heb je zo 1500 reacties.'

De Nederlandse Taalunie en Genootschap Onze Taal bieden momenteel allebei op hun site taaladvies. Het publiek kan daarom op twee plekken tegelijk terecht – hoewel het Genootschap al lange tijd het taaladvies van de Taalunie uitvoert. Zij kregen daar in 2016 nog 57.050 euro voor. Bennis vindt dat overkill. 'En als de adviezen ook nog onderling afwijken, werkt dat door de mogelijke verwarring eerder contraproductief.'
De algemeen secretaris zou dat graag anders zien. 'Dat Vlaanderen zijn eigen taaladvies heeft, is logisch. Maar in Nederland hoeft dat niet op twee plekken te gebeuren. Onze Taal voert deze functie heel goed uit, dus waarom kunnen zij het niet voor Nederland doen? Wij blijven het dan financieren en op de achtergrond een rol spelen om te kunnen garanderen dat het – ook inhoudelijk – goed blijft gaan.'

Het Genootschap én de Taalunie bevinden zich met de komst van een nieuwe directeur op een kruispunt. De manier waarop Bennis en Roeper hun organisatie vorm willen geven vergroot de mogelijkheden voor een vruchtbare samenwerking alleen maar. Zo wil Bennis alle uitvoerende taken afstoten om alleen vanuit een coördinerende rol discussies over bijvoorbeeld het Engels in het hoger onderwijs te voeren en te vertalen in goed beleid.
'Dat gaat langzaam', zegt Bennis. 'Ik kan nu eenmaal niet domweg stoppen met bijvoorbeeld de Prijs der Nederlandse Letteren. We praten met allerlei organisaties om deze taken over te nemen. Ik wil blijven praten met Vibeke over wat zij voor ons kunnen doen. Zij moeten daarbij niet onze spreekbuis worden. Onze Taal is onafhankelijk. Maar waar synergie is te behalen, wil ik die kans niet laten liggen.'
Roeper kan nog niet zeggen wat zij met het Genootschap voor ogen heeft. Daarover is ze nog te kort in functie. Maar als zij de producten tegen het licht houdt gebeurt dat tegen de achtergrond van een gestaag dalend lidmaatschap. In 2016 vertrokken netto bijna duizend mensen. 'De maatschappij wordt vluchtiger. Mensen worden niet meer zo snel ergens lid van maar fladderen langs op een moment dat het hen uitkomt. Dat zie je terug aan het voortdurend stijgende aantal volgers op onze sociale media.'
Het ligt daarom voor de hand dat het Genootschap zich meer gaat richten op dat grotere publiek. Met de taaladviezen worden maandelijks een miljoen mensen bereikt. Kunnen die mensen niet ook meer worden verleid voor de trainingen en boeken van Onze Taal? 'Die taak van maatschappelijk dienstverlener, voortgekomen uit de fascinatie voor taal, is erg succesvol. We willen de mogelijkheden daarvoor zeker verkennen', aldus Roeper.
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:bericht, 9 nov)

Zie ook:

zaterdag 11 november 2017

The Gold Edition van 'Het geheim van de meester' kost 49.034,95 euro (Boekblad)


Mark Zegeling noemt het 'het meest exclusieve boek van het jaar'. Gisteren presenteerde zijn uitgeverij MarkMedia & Art de limited edition van Het geheim van de meester. Het boek van 49.034,95 euro is gewoon te bestellen bij de boekhandel.

The Gold Edition van het door Zegeling geschreven boek is bekleed met 23 karaat bladgoud en afgewerkt met een patroon van 18 karaat goud in de vorm van de Fibonacci-krul, afgezet met druppelvormige parels en boutonparels. Alleen al voor het maken van de cover – dat verwijst naar Vermeers Meisje met de parel – is bijna een kilo goud verwerkt. De oplage is één exemplaar. Het boek is zo exclusief dat directeur Hans Willem Cortenraad van CB het aanstaande vrijdag bij aankomst in Culemborg persoonlijk in ontvangst wil nemen.
'Het geheim van de meester – naar het tv-programma van AVROTROS en de daarvan afgeleide theatertournee langs veertien schouwburgen – gaat over oude meesters en vakmanschap', vertelt Zegeling. 'En over moderne techniek: met röntgen-, infrarood-foto's en XRF-scans wordt gezocht naar nieuwe informatie onder de lagen verf en vernis van meesterwerken van onder andere Rembrandt, Van Gogh en Mondriaan. De limited edition moest daarom een eerbetoon zijn aan vakmanschap én moderne techniek. Ik heb het daarom laten maken door bedrijven met een lange traditie van samen 550 jaar.'
Daarbij: voor zijn eerste boek Sterke verhalen uit 2013, over de geheimen achter de gevels van de KLM-huisje, heeft Zegeling tot twee keer toe een limited edition gemaakt met een kaft van porselein – een keer voor de Nederlandse en een keer voor de Engelse editie. 'Porselein wordt het witte goud genoemd. Dus dacht ik: laat ik nu een uitvoering van echt goud maken. Door die uitgave weet ik ook dat je altijd wel kopers vindt als je met iets bijzonders komt – en een koper daar het geld voor heeft.'
Zegeling toonde The Gold Edition gisteren voor het eerst in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag tijdens het theatercollege dat de makers van het tv-programma daar gaven. Vrijdag gaat het naar CB. 'De prijs bestaat alleen uit zo veel cijfers dat de software van CB er niet op berekend is. Eigenlijk moeten ze het systeem aanpassen, maar daarvoor moet het hele systeem plat. Dat kan natuurlijk niet. Ze proberen het op te lossen, maar bij de testfase ging al iets mis. Het boek kan wel worden gescand: achterop zit een gouden plaatje met het ISBN.'
De uitgave zal ook worden getoond op de PAN Amsterdam, die van 19 tot en met 26 november plaatsvindt. Daarna kan het naar de koper. 'Er is al belangstelling. Van iemand die zich heeft gemeld bij juwelier Steltman, die het omslag heeft afgewerkt. Maar het kan ook via de boekhandel worden verkocht. In het geval dat de boekhandel ons in contact brengt met de koper – naar wie het boek brengen om te laten zien – krijgt deze speciale korting van 2% [ofwel: 980,70 euro]. Ik heb geen folders verspreid. Ik vertrouw erop dat ze via de media-aandacht op de hoogte zullen raken van dit boek.'
Zegeling was als historisch onderzoeker betrokken bij het tv-programma van AVROTROS. Hij besloot daarop een boek te schrijven over hetzelfde onderwerp. Maar: onafhankelijk van de omroep, om niet in problemen te komen met de mediawet. 'Ik heb ook veel informatie toegevoegd. En ook voor wie het programma niet heeft gezien is het goed te volgen. De gewone editie is vorige week verschenen in een oplage van 5000 stuks. De verkoop gaat meteen goed, maar kan zeker nog wel een push gebruiken.'

Hier is een film te zien over het maken van het boek.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 7 nov)