zondag 29 januari 2017

In de ideale leesclub doen de leden alsof ze elkaars smaak niet kennen (De Boekensalon)

Over smaak valt inderdaad niet te twisten. Maar niemand kan zich ooit beroepen op zijn smaak om de kwaliteit van een boek te beoordelen. Wie een ander wil overtuigen om een roman te lezen of te laten liggen, zal met goede literaire argumenten moeten komen.

Joost Nijsen zit al meer dan 35 jaar in het uitgeefvak. Hij zou er niet van op moeten kijken dat NRC Handelsblad vier ballen en de Volkskrant twee sterren gaf aan Lieve van Ronald Giphart. De ene recensent oordeelt nu eenmaal anders dan de andere. Toch schoot de uitgever van deze roman in zijn wiek toen hij de negatieve recensie onder ogen kreeg. Hier werd een boek niet langs een literaire meetlat gelegd, hier oordeelde de critica uitsluitend op basis van smaak.
De recensente keurt Gipharts nieuwste roman af, aldus Nijsen, omdat ze een hekel heeft aan het archetype waarvan de hoofdpersoon in Lieve een representant is. 'Is dit anders dan een criticus die Oblomov van Gontsjarov afkraakt omdat de hoofdpersoon lui en lamlendig is? Lolita [van Vladimir Nabokov] bij het vuil zet omdat Humbert Humbert een pedofiel is? American Psycho [van Bret Easton Ellis] kraakt omdat Patrick Bateman een psychopathische neuroot is?' zo schreef hij op de site van uitgeverij Podium.
Wat is dat eigenlijk: smaak? En waarom is het niet genoeg om een boek uitsluitend op smaak te beoordelen?

Smaak is persoonlijk. De ene lezer houdt van politieke romans, de ander niet. De ene lezer prefereert een open einde, de ander wil per se weten hoe het met de personages afloopt. De ene lezer vindt het prettig om een toneeltekst te lezen, de ander raakt de kluts kwijt als hij de tekst niet als voorstelling ziet. Enzovoorts. Smaak kan ook veranderen. Wie te veel romans over de oorlog heeft gelezen, denkt bij het volgende onderduik- en verzetsverhaal meteen: get, nee.
Lange tijd bestond er een goede en een slechte smaak. Homerus, Joyce en Mulisch vielen onder goed. Streekromans, thrillers en Kluun waren slecht. In dit tijdperk waarin een elite juist sterk gewantrouwd wordt, hoor je dat nog zelden. Het verschil tussen goede en slechte smaak is ontmaskerd als een manier om social onderscheid te maken. Een voorbeeld: Streekromans waren begin twintigste eeuw een geaccepteerd literair genre, maar kregen een negatief imago omdat te veel gewone lezers ze lazen.
Toch is het nog steeds niet genoeg om een literaire discussie te beëindigen met de dooddoener dat er over smaak niet valt te twisten. Je kunt weliswaar zeggen dat je liever Kluun dan Mulisch leest. Dat is smaak. Maar dat laat de vraag onbeantwoord: wáárom vind je Kluuns Komt een vrouw bij de dokter zo geslaagd? Hoe verklaar je dat er van deze megaseller meer dan een miljoen exemplaren zijn verkocht en van honderden andere kankergeschiedenissen niet?
Niemand kan op basis van zijn individuele smaak alleen een ander overtuigen van de kracht van een boek. Er zijn altijd argumenten nodig. Literaire argumenten. Bijvoorbeeld: de manier waarop Mulisch de dobbelsteen als motief inzet om antwoord te geven op de schuldvraag in De aanslag, geeft het spannende verhaal zo'n thematische diepte. Of: omdat Kluun zijn hoofdpersoon zo onsympathiek maakt, weiger je mee te gaan in de tragiek van zijn vrouw, maar als hij toch kiest voor de liefde, komt die tragiek des te harder aan. Dát maakt zijn roman zo effectief.
Je kunt alleen op iemands smaak afgaan als je die heel goed kent. Als je partner zegt dat een roman grappig is, kun je inschatten of je het daarmee eens zult zijn. Als een onbekende in de trein hetzelfde zegt, wil je eerst weten waarom. Pas wanneer die uitlegt dat de humor schuilt in de woordgrappen en taalvondsten, bot leedvermaak om minderheidsgroepen of om de kolderieke situaties, kun je verleid worden het boek te gaan lezen. Of het aan jouw eigen smaakvoorkeuren zal beantwoorden.
In een ideale leesclub doen de leden dan ook alsof ze elkaar nooit eerder hebben ontmoet. Dat garandeert de beste, inhoudelijkste discussies.

Terug naar Lieve. Heeft Nijsen gelijk in zijn oordeel over de recensie in de Volkskrant? Het antwoord daarop is: ja. De recensente betoogt weinig meer dan dat de archetypische hoofdpersoon niet overtuigt. Zonder veel argumentatie, dus waarom? In NRC Handelsblad gaat het over het sterke plot, de slimme montage van een machtsspel-met-verrassende-wending, de invulling van het thema, de diepere laag waarop je Lieve kan lezen, de stijl. Zo kun je tenminste oordelen of de nieuwe Giphart – of hij je smaak is of niet – de moeite van het proberen waard is.
(Eerder gepubliceerd in De Boekensalon, dec 2016)

vrijdag 27 januari 2017

Interview Aaf Brandt Corstius: na alle verleidingen van uitgeverijen koos ze voor Meulenhoff (Boekblad)

Hoe ervaren schrijvers de boekhandels, uitgevers en boekenvakorganisaties waar ze mee samenwerken? Aaf Brandt Corstius sloot na jaren stilte een three book deal met uitgeverij Meulenhoff. Ze werd de afgelopen jaren wel door talloze uitgevers benaderd met concrete ideeën.

Waarom tekent u voor maar liefst drie boeken in een keer? Hoogst ongebruikelijk in Nederland.
'Ik wist niet dat dat ongebruikelijk was, eigenlijk. Ik had drie boeken in mijn hoofd die ik wilde maken. Een over veertig worden die ik snel moest gaan samenstellen, want ik ben alweer bijna 42. Een boek over mijn moeder drong zich meer zelf aan mij op, en dan wilde ik er ook gauw mee aan de slag. En toen bedacht ik ook nog een kleiner boekje over kamperen. Dus ach, waarom niet meteen dan voor alle drie afspreken? Ik had ook al zes jaar geen boek uitgebracht, dus er mocht wel weer eens iets gebeuren.'

Naar welke van de drie kijkt u het meest uit om te schrijven?
'Het boek over mijn moeder, omdat ik het nieuwsgierigst ben naar haar verhaal – ik interview momenteel vriendinnen van haar. Ze overleed toen ik zes jaar was en ik weet, blijkt nu ook al, erg weinig van haar.'

Welke is het moeilijkst om te schrijven?
'Ook het boek over mijn moeder. Omdat ik moet bepalen wat interessant is voor mij en wat interessant is voor een lezerspubliek – dat zijn twee verschillende dingen. Omdat het heel persoonlijk is, omdat ik de structuur nog niet helemaal voor me zie, en omdat het af en toe best verdrietig en confronterend is.'

Waarom schreef u na enkele succesvolle titels als Het jaar dat ik dertig werd en Het handboek voor de moderne vrouw zo lang geen boeken?
'Het was vooral een kwestie van te druk zijn met andere dingen: vijf columns (minstens) per week, een heleboel ander werk zoals de toneelstukken en tv-dingen, twee kleine kinderen die nog veel thuis waren, daar werd ik door opgeslokt. En dat vond ik ook prima, overigens.'

Hoe verhoudt het schrijven van columns zich tot het schrijven van boeken?
'Ik heb eigenlijk nog maar weinig boeken echt van a tot z geschreven, het zijn vooral columnbundels die ik heb gemaakt. Dus dan is het meer samenstellen en minder schrijven. Het Handboek voor de moderne vrouw heb ik geschreven, samen met Machteld van Gelder, en dat is gewoon een heleboel werk. En je gaat er daarna ook de boer mee op, er kwam nog een theatervoorstelling uit voort – het brengt soms een hoop met zich mee, en dat doet een column niet. Maar een column is weer een bijna dagelijks podium, dus dat brengt zijn eigen werk en leuke gevolgen met zich mee. Alleen minder direct merkbaar.'

Wat doet u liever?
'Ik vind het eigenlijk twee onvergelijkbare entiteiten. Ook omdat de boeken die ik heb gemaakt nogal divers zijn van aard. Maar ik zou liever de rest van mijn leven columns schrijven dan columnbundels samenstellen, haha.'

Wat wordt het best betaald? Columns ongetwijfeld. Is dat dan terecht?
'Dat kun je niet echt zeggen, het ligt er maar net aan hoe goed een boek verkoopt. Over het algemeen kan ik leven van mijn columns, en niet van mijn boeken. Maar als ik ineens een miljoen boeken verkoop (keep hope alive) kan ik daar weer beter van leven. Of ik het terecht vind: ja. Als je boek goed loopt, krijg je goed betaald. Dat lijkt me logisch.'

Wat is het verschil tussen je eigen naam in de krant zien staan en je eigen naam in de boekhandel tegenkomen?
'Ik vind dat allebei even leuk.'

Werd u de afgelopen jaren veel benaderd door uitgevers? Hadden ze concrete ideeën voor u?
'Ja, best vaak. Vaak voor projecten als een boek over familiedingen, of een boek over vrouwendingen. Boeken over knutselen, een kinderboek. Allemaal leuk, maar gewoon erg veel werk, en ik moet, dat weet ik van mezelf, vooral aan dingen beginnen die ik zelf verzin. Dan kan ik er de benodigde pit en energie voor opbrengen.'

Waarom bent u uiteindelijk met Meulenhoff in zee gegaan? U hebt eerder gepubliceerd bij Arena, dat is opgegaan in Meulenhoff, maar ook bij Podium.
'Maaike Le Noble van Meulenhoff – toen Arena – gaf mijn boek Het jaar dat ik dertig werd uit, en toen ik bijna veertig werd, benaderde ze mij opnieuw om een boek over veertig worden te schrijven. Dat vond ik een goed idee, en ze kwam er nog een paar keer op terug. Ik vond het altijd leuk om met haar te werken, en nu ook met Paloma Sanchez, de uitgever bij Meulenhoff. Dus ik besloot dat veertigboek te gaan maken bij Maaike en Paloma. En dan ook meteen die andere twee titels bij Meulenhoff te doen. Zij waren daar heel enthousiast over. Dus dan ben ik het ook.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 18 jan)

woensdag 25 januari 2017

Iedere consument en iedere burger wil zijn eigen taal horen (Taalunie:Bericht)

De markt voor vertalingen heeft enorme proporties aangenomen. Bijna niemand is zich daarvan bewust, weet Frieda Steurs. Als nieuwe directeur van het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) wil zij garanderen dat bedrijven en instellingen naar het Nederlands blijven vertalen.

De auto voor de deur komt uit Duitsland, Frankrijk of Japan. Toch kun je gewoon in het Nederlands commando's geven om de ingebouwde navigatieapparatuur te bedienen. Rara, hoe kan dat? Als Frieda Steurs dat aan haar studenten vraagt, kijken ze haar glazig aan. Dáár hadden ze nooit bij stil gestaan. 'Hetzelfde geldt voor hun smartphone. Hoe komt het dat je die niet hoeft te gebruiken in de taal van de producent, maar die meteen op Nederlands kunt instellen? Ze hebben geen idee.' 
Van handleidingen voor computers tot productinformatie op internationale online winkels – er wordt enorm veel in het Nederlands vertaald. 'Maar dat is verborgen', zegt Steurs. 'Mensen vinden het normaal om naar de sites van Volvo, Apple of welke multinational ook te surfen en dan alles in het Nederlands te kunnen lezen. Zeker Nederlanders staan er niet bij stil. Vlamingen zoals ik zijn er gevoeliger voor. Bij iedere Belgische site moet ik meteen, voor ik verder kan gaan, mijn taal kiezen: Nederlands of Frans.'

markt geëxplodeerd
Als studenten Letteren aan de KU Leuven – waar Steurs nog altijd verbonden is aan de onderzoeksgroep Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek – al geen idee hebben van de enorme omvang van de vertaalindustrie, dan geldt dat zeker voor het grote publiek. Het is de missie van Steurs om daar verandering in te brengen. Dat deed ze met haar afgelopen najaar verschenen boek Taal is business. Dat doet ze bij het hervormde Instituut voor de Nederlandse Taal, waar ze in september begon als directeur.
De markt voor vertalingen is geëxplodeerd door de internationalisering van de maatschappij, legt de Vlaamse taalkundige uit. Met de samenwerking tussen staten, waren er steeds meer tolken en vertalers nodig om vertegenwoordigers met elkaar te kunnen laten praten en documenten om te zetten. Toen de Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) vormden, waren er vier officiële talen: Nederlands, Duits, Frans en Italiaans. De huidige EU heeft 24 officiële talen.
Steurs: 'Door de globalisering bestond de vrees dat alles uniform zou worden. Winkelstraten in Rome, Parijs en Amsterdam zouden er allemaal precies hetzelfde uitzien en overal zou dezelfde taal worden gesproken. Het tegendeel is het geval. Ik heb nog meegemaakt dat in de jaren tachtig dBase III op de markt kwam. Dat database programma kon geen Franse accenten lezen of diakritische tekens in andere talen. Men dacht nog dat English only de toekomst was. Maar daar kwamen softwarebedrijven snel van terug.'

elektronische hulpmiddelen
Het belang van vertalingen gaat verder dan de wens van consumenten om in zijn eigen taal te worden aangesproken. Er is vaak ook een maatschappelijke noodzaak. In Taal is business geeft Steurs enkele pregnante voorbeelden. Denk aan Franse artsen die patiënten verkeerd opereerden omdat de handleiding van de gebruikte apparatuur alleen in het Engels beschikbaar was. En ouderen en gehandicapten kunnen alleen zelfstandig blijven wonen als ze hun elektronische hulpmiddelen in eigen taal kunnen bedienen.
'Voor grote bedrijven kunnen vertalingen een enorm probleem zijn,' zegt Steurs. 'Een Japans automerk dat in Europa actief wil zijn, moet handleidingen hebben in alle talen, waarbij ieder land ook nog eens andere veiligheidseisen stelt. En welke versie moet het dan in bijvoorbeeld Zwitserland gebruiken? Dat kost niet alleen veel geld. Het is ook een ontzettende worsteling om dat goed te organiseren. Vanaf de productie tot de marketing moeten immers dezelfde termen worden gebruikt. Er zijn bedrijven die er bijna aan ten onder gaan.'

geen Pools
Het spreekt bijna vanzelf dat bedrijven en instellingen vertalingen zo veel mogelijk willen standaardiseren en automatiseren. Tegelijk met de groei van de markt voor vertalingen is die voor taaltechnologie opgebloeid. En daar komt de nieuwe rol van het INT in beeld. Want om ervoor te zorgen dat bedrijven en instellingen hun nieuwe toepassingen ook in het Nederlands beschikbaar stellen, moeten zij licenties kunnen nemen op corpussen Nederlands. Het INT wil ervoor zorgen dat a) die er zijn, en b) die up to date blijven.
Steurs vertelt een anekdote om het belang te onderstrepen. 'De spraakherkenningssoftware Dragon Naturally Speaking – de voorzetting van de Lernout & Hauspie-software, dat destijds al een prachtig product was – is mede door deze voorgeschiedenis ook beschikbaar in het Nederlands. Toen er bij de tolken- en vertalersopleiding in Antwerpen een demonstratie was, reageerden aanwezigen uit Polen jaloers. Waarom hebben wij dat niet? Wel, omdat de software niet gekoppeld kan worden aan een corpus van toch een van de grootste talen van Europa.'

wetenschapscommunicatie
De naamsverandering van het Instituut voor de Nederlandse Lexicografie naar Instituut voor de Nederlandse Taal is ingegeven om alle mogelijke taalmaterialen onder één dak te brengen. De nieuwe huisstijl laat dat helder zien. Steurs: 'Corpuslinguïstiek is toonaangevend geworden. Woordenboeken kunnen algemene taal beschrijven, kindertaal, vaktaal, dialecten enzovoort, maar zijn allemaal gebaseerd op corpora. Door alles bij elkaar te brengen is het makkelijk nieuwe toepassingen te maken. Wij willen ook meehelpen aan de ontwikkeling ervan.'
De eerste taak van de nieuwe directeur is vanzelfsprekend het verzamelen van databanken en andere taalmaterialen . Van de grammatica van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) en de materialen van de Centrale voor Taal- en Spraaktechnologie en de '22 prachtige' vertaalwoordenboeken die de Taalunie heeft uitgebracht – het komt allemaal naar het instituut op de campus van de Universiteit Leiden. 'Er zit nog genoeg in de pijplijn,' zegt Steurs. 'Alleen al voor Vlaanderen, dat de afgelopen vijftien jaar is verwaarloosd, zal het INT veel zichtbaarder moeten worden.'
Tegelijkertijd moeten de aanwezige collecties bekender worden. 'Wij gaan meer doen aan wetenschapscommunicatie', zoals het Steurs het noemt. Dat gebeurt met een nieuw deel in een reeks populariserende taalboekjes, deelname aan activiteiten als het DRONGO talenfestival en de Week van het Nederlands en nog veel meer. Zo zijn Steurs zelf en onderzoeker Vivien Waszink dit jaar lid geworden van het taalteam van het radioprogramma De ochtend. 'We werken ook  aan een strategisch communicatieplan.'

tien procent
Ook bedrijven zullen het INT makkelijker gaan vinden, voorspelt Steurs. Negentig procent van de licentieaanvragen is van onderzoekers en studenten. Zij kunnen vanzelfsprekend gratis gebruik maken van het materiaal. 'Onze eerste taak is en blijft dat wij materialen maken en ter beschikking stellen.' Maar vertaal- en lokalisatiebureaus, nu goed voor tien procent van de aanvragen, zullen ook vaker een licentie aanvragen – met als bijkomend voordeel dat het instituut commerciële tarieven kan rekenen. 'Wij gaan hen zeker vaker aanspreken.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht, 19 jan 2017)

dinsdag 24 januari 2017

De Fontein Jeugd 'heel blij' met gigantische uitleencijfers (Boekblad)

De acht meest uitgeleende boeken van 2016 zijn allemaal uitgegeven door De Fontein Jeugd. Uitgeefdirecteur Joris van de Leur noemt dat 'een droom die uitkomt'.

De meest uitgeleende titel, met meer dan 35.000 uitleningen, is Het leven van een loser 6: Geen paniek! van Jeff Kinney. Ook de nummers 2 tot en met 7 zijn delen uit deze serie. Daarna volgt op 13 nog een deel en bevat de top 25 nog zes delen uit de reeks Dagboek van een muts van Rachel Renée Russell, dat ook wordt uitgegeven door De Fontein Jeugd. Afgaande op de cijfers van de CPNB moeten deze vijftien titels bij elkaar naar schatting zo'n 400.000 keer zijn uitgeleend.
'Hier schieten alle gepaste superlatieven te kort', zegt Van de Leur. 'Hier doe ik het voor. Toen ik in 1980 mijn loopbaan begon als leraar Nederlands en Engels in de onderbouw van de middelbare school, heb ik ontdekt hoe waardevol het is als kinderen lezen. Hoe belangrijk een boek als baken van rust en kanalisator van emoties is in die hectische tienerjaren. En dan heb ik nu een serie die jongens van tien die hun boeken vaak in een hoek gooien om te kunnen gamen, wél vreten. Als er dan, zoals laatst, een jongentje schrijft dat hij Het leven van een loser het mooiste boek op aarde vindt, kan ik alleen maar denken: wat wil je nog meer?'
Dat de boeken niet zijn gekocht maar geleend, maakt Van de Leur weinig uit. 'Natuurlijk ziet iedere uitgever liever koopcijfers dan leencijfers, maar niemand hoeft zich zorgen over ons te maken. De Fontein heeft het beste jaar ever achter de rug. Wij hebben beter gepresteerd dan de markt, die 5,3 % steeg. Dankzij Kinney, maar ook bijvoorbeeld door de filmeditie van De GVR van Roald Dahl. De uitgaven van volwassen zijn zelfs nog meer gegroeid dan de kinder- en jeugdboeken. Daar profiteerden we van de verfilming van Voor jou van Jojo Moyes.'
Bovendien: honderdduizenden uitleningen of niet, van Kinney verkoopt ieder deel nog altijd beter dan het vorige. 'Dit jaar bereiken we de grens van twee miljoen verkopen', zegt Van de Leur. Ook leveren uitleningen natuurlijk inkomsten uit leenrecht op. De exacte cijfers heeft de uitgeefdirecteur niet paraat, maar hij erkent dat het bij elkaar een behoorlijk bedrag is. Ter indicatie: bibliotheken betalen 0,1325 cent per uitlening, waarvan 29,7 % naar de uitgever gaat. 400.000 uitleningen zouden dan zo'n 15.000 euro opleveren.
Vandaag (=vrijdag jl.) schrijft de auteur Tanja de Jonge, lid van de werkgroep Jeugdboekenschrijvers van de Auteursbond, in een opiniestuk voor NRC Handelsblad dat veel jongens van twaalf bij wie Jeff Kinney het leesvuur heeft aangestoken in de boekwinkels bijna niets kunnen vinden om daarna te lezen. Er is, volgens haar als gevolg van de marktwerking maar ook door een gebrek aan kennis bij leerkrachten en ouders, te weinig aanbod aan 'toegankelijke, lichte of humoristische boeken'.
Dit element van haar pleidooi is Van de Leur uit het hart gegrepen. 'Ik heb het ook mijn missie gemaakt om deze nieuwe lezers vast te houden. Voor meisjes zijn er jeugdthrillers van bijvoorbeeld Mel Wallis de Vries, waarin wij ook succesvol zijn. Voor jongens gaan wij het nu zoeken in de richting van beeldverhalen, coming-of-ageboeken voor jongens, en lichte, humoristische boeken. Onze redacteur Erlijne Runia gaat meer in die richting acquireren.'
In de voorjaarsaanbieding is al iets te zien van deze koers: de serie Poptropica van illustrator Kory Merritt met wisselende auteurs. Maar met name de zomer- en najaarsaanbieding zullen meer titels bevatten 'om te lezen na Jeff Kinney'. Van de Leur noemt de graphic novel De tijdreizen van John Blake van Philip Pullman (zomer) en de YA-roman Winger van Andrew Smith (najaar). 'Het is jammer dat sommige opvoeders en elitaire literaire jury's Het leven van een loser afdoen als te commercieel. Ze vergeten dat het een eerste stap is in een smaakontwikkeling. Ze kunnen zich hierna ontwikkelen tot lezers. Wij willen deze lezers daar in ieder geval bij begeleiden.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 20 jan)

zie ook:

maandag 23 januari 2017

Streamingdienst voor het hoger onderwijs Buku maakt zich op voor lancering (Inct)

Vanaf dit jaar beschikbaar voor een groot aantal hbo-studenten: een streaming dienst voor studieboeken. Buku kan de totale studieboekenomzet in deze markt vergroten. Van Gorcum en Pearson doen mee – al is het voor iedere uitgeverij afzonderlijk spannend wat ze eraan overhouden.

Leuk hoor, een wedstrijd om zo goedkoop mogelijk aan je studieboeken te komen. Jeff van der Laan deed er een paar jaar geleden graag aan mee. Tweedehands exemplaren. Illegale downloads. Exemplaren van medestudenten kopiëren. Scans delen via Dropbox. Wie betaalde het minst? Maar de Groningse student zag ook een probleem. Wat als uitgevers nog zo weinig aan hun uitgaven verdienden dat ze ophielden die te maken? Hoe blijft de kwaliteit van het studiemateriaal op pijl?
Een streaming dienst voor studieboeken à la Netflix en Spotify was de oplossing. Studenten kunnen dan goedkoper dan ooit aan hun studiemateriaal komen, zonder het risico te lopen verouderd materiaal te hebben. En uitgevers zouden niet langer worden geconfronteerd met een almaar groter omzetverlies door een dalende aanschaffractie. 'Maar de educatieve wereld sprong helemaal niet in op de trend dat mensen content willen gebruiken in plaats van hebben', zegt Van der Laan.
En dus ontwikkelde hij samen met zijn oud-klasgenoot Alexander Postma, tegenwoordig eigenaar van software ontwikkelingsbureau Appademic, een streaming dienst voor studieboeken: Buku, dat volgens de huidige planning volgend jaar van start moet gaan. Eerst alleen voor hbo-studenten in Nederland – en zelfs, afhankelijk van contracten met uitgevers, misschien maar een aantal studies – maar uiteindelijk voor alle studenten in het hoger onderwijs in de hele wereld.

Buku is niet het eerste portal voor digitale studieboeken. Educatieve uitgevers proberen via Bookshelf e-studieboeken te verkopen. 'Maar dat levert weinig omzet op', volgens Bertus Jan Epema, een oud-bankier die samen met Van der Laan en Postma de directie vormg. Ook waren er andere streaming diensten. 'Die mislukten omdat ze niet wilden samenwerken met uitgevers of omdat de techniek zo ingewikkeld was dat onderwijsinstellingen er niet mee wilden werken.'
Buku bewaart juist zo goed mogelijk de balans tussen de belangen van uitgevers, studenten en docenten. En is zo eenvoudig mogelijk. Epema: 'Buku is een webbased applicatie. Als je internet hebt, kun je altijd bij je boeken. De IOS en Android applicatie zullen vóór de commerciële lancering beschikbaar zijn, waardoor offline lezen ook mogelijk is. En een student kan met één inlog bij alle studieboeken. Dus geen gehannes met studenten koppelen aan de boeken die hen zijn voorgeschreven. In de praktijk gebruiken ze niet-voorgeschreven boeken toch niet. Tegelijk is het juist makkelijk om van studie te veranderen.'
De prijs van een abonnement moet nog worden vastgelegd, maar zal ongeveer 20 à 25 euro per maand zijn. Ter vergelijking: een studieboekenpakket kost zo 750 euro. 'De basis voor deze prijs is de omvang van de totale hbo-markt', zegt Van der Laan. 'Die wordt geschat op 40 tot 60 miljoen euro. Door de discussie over de aanschaffractie heb je zo'n groot verschil. Als alle studenten een abonnement op Buku nemen, moet de totale omzet van uitgevers in ieder geval groter worden.'
Uitgevers krijgen 70% van het abonnementsgeld, de overheid 21% (btw) en Buku de rest. Als het aantal abonnementen groeit en de investeringskosten zijn terugverdiend wordt het aandeel voor uitgevers groter – 'tot richting de 80%', zegt Epema. De inkomsten worden verdeeld naar rato van het daadwerkelijk gebruik van iedere individuele student. Hoe meer tijd hij of zij studieboeken van uitgeverij x gebruikt, hoe groter diens inkomsten. Pay-per-view dus.
'We verwachten niet dat uitgevers hun boeken manipuleren om studenten ze langer te laten gebruiken. Dan bestaat immers het risico dat docenten de boeken niet meer voorschrijven, zegt Epema. 'Dat spel tussen uitgever en onderwijsinstelling blijft gewoon bestaan.'

De reactie van uitgeverijen op Buku was wisselend. De meeste omarmen het achter-liggende idee, claimen de oprichters, maar er waren ook aarzelingen. Bijvoorbeeld over de behoefte aan streaming studieboeken. Wees onderzoek niet uit dat studenten liever van papier leren? 'Inderdaad', zegt Van der Laan. 'Zo'n onderzoek was er. Maar toen exact hetzelfde onderzoek een paar jaar later werd herhaald en meer digitaal materiaal beschikbaar was, bleken studenten het verschil niet te merken.'
Een pilot van Buku bij de Hanzehogeschool Groningen bevestigde dat. 'We hebben 75 studenten toegepaste psychologie onze app laten gebruiken', aldus Epema. 'Dus niet per se early adopters. Na afloop zeiden ze de app zo goed te vinden dat ze de papieren uitgaven van Pearson en Edu'Actief, de uitgeverijen die titels beschikbaar hadden gesteld, niet hadden gemist. Een geïnterviewde studente zei zelfs dat ze meer was gaan lezen omdat ze met de app wél altijd haar boeken bij zich heeft.'
Een andere aarzeling was de inkomsten. Een succesvol Buku mag dan de totale omzet van de uitgeverijen vergroten, het is voor iedere uitgeverij spannend wat het voor hen betekent. En dat voor bedrijven die opereren in een markt waar de omzet zich goed laat voorspellen. 'Niemand kan voorspellen hoe studenten de content in Buku zullen gebruiken', geeft Epema toe. 'Het is mogelijk dat boeken worden voorgeschreven maar niet worden gebruikt. Daar komt dan geen vergoeding meer voor.'
Het Buku-team gaat er echter vanuit dat een uitgever erop zal vertrouwen dat zijn uitgaven goed genoeg zijn – en dus inkomsten opleveren. Van der Laan: 'Daarbij heeft Buku andere voordelen. Een uitgever hoeft geen kosten meer te maken voor docenten die een aparte reader willen met hoofdstukken uit drie verschillende boeken. En hij krijgt toegang tot real time analytics met een groot aantal gebruikers als basis. Dat levert zeer waardevolle informatie op over het daadwerkelijk gebruik van ieder studieboek.'

Het is met name de aarzeling van uitgevers over de inkomstenstroom waardoor de introductie van Buku vertraging heeft opgelopen. Aanvankelijk moest Buku groots worden gelanceerd tijdens de introductieweken van studiejaar 2016/17. De plannen voor onder meer promotieteams in zestien steden lagen al klaar. Maar toen het zo ver was, had nog geen enkele van de tien tot twaalf relevante uitgevers op de Nederlandse hbo-markt een contract met het bedrijf gesloten.
'Uitgevers zíjn enthousiast', zegt Epema. 'Ze hoeven niet tot minimaal te investeren. Veel boeken zíjn al digitaal. Ze zijn wellicht niet allemaal beschikbaar in het ePub3-formaat waar wij voor gekozen hebben omdat die de meeste mogelijkheden biedt voor interactiviteit. Maar dat zijn de kosten niet. En dan nog kunnen we daar wel uit komen. Maar Buku heeft een grotere impact op uitgeverijen dan wij dachten. Dat hebben we wellicht toch onderschat.'
Pas in oktober kon het bedrijf de eerste leveranciers bekend maken: Van Gorcum en Pearson. Daarmee is live gaan nog maar een kwestie van tijd. Van der Laan: 'We hoeven niet met alle uitgevers een contract te hebben. We kunnen met drie uitgevers een aantal specifieke studies al volledig hebben afgedekt. En ook als een student maar 80% van zijn boeken in Buku vindt, kan het nemen van een abonnement voordeliger zijn dan alles los aanschaffen. We zullen daarbij volledig transparant zijn over welke boeken in Buku staan.'
Vervolgens moet word of mouth de applicatie onmisbaar maken. Epema: 'Docenten klagen veel dat studenten hun materiaal niet op orde hebben. Ze hebben verouderde drukken of hebben iets thuis laten liggen. Het komt voor dat een docent zijn exemplaar op Dropbox zet en al zijn studenten autoriseert. Al die problemen heb je met Buku niet. We hopen daarom dat docenten, die we allemaal een gratis abonnement geven, zo enthousiast worden dat zíj bij uitgevers aandringen bij Buku te gaan.'
(Eerder gepubliceerd in Inct, december 2016)

woensdag 18 januari 2017

Interview Joris van Casteren: vreemd dat uitgevers loyaliteit eisen zonder hen financieel tegemoet te komen (Boekblad)

Hoe ervaren schrijvers de boekhandels, uitgevers en boekenvakorganisaties waar ze mee samenwerken? Joris van Casteren, die Prometheus verruilde voor De Bezige Bij, verwondert zich over de loyaliteit die uitgevers van auteurs eisen zonder hen ook tegemoet te komen in hun financiële noden.

Waarom wilde je weg bij Prometheus, waar je in 2001 debuteerde?
'Ik miste het clubgevoel, dat er eigenlijk al jaren niet meer was. Vroeger zat ik daar met Hafid Bouazza, Jan van Aken en Pieter Boskma. Allemaal vertrokken. Alleen Menno Wigman zit nog steeds bij Prometheus. Toen dacht ik: ik ben al zo lang trouw geweest, ik mag ook best weg gaan.'

Je wilde dus naar aan andere uitgeverij omdat bevriende auteurs zijn vertrokken?
'Niet alleen. Ook mijn goede band met Mai Spijkers [directeur van Prometheus] is minder geworden. We zijn de laatste jaren ieder andere wegen gegaan. Het punt is: alles aan mijn relatie met de uitgeverij is persoonlijk. Als dat minder wordt, blijft alleen het zakelijke over. Dat is niet genoeg in een relatie auteur-uitgeverij. Want Prometheus deed het heus goed. Mai heeft het vuur uit zijn sloffen gelopen voor mijn boeken. Ik ga zeker niet weg uit onvrede. Het is eerder dat mijn motivatie om een nieuw boek te schrijven voor Prometheus een beetje weg was. Bij De Bezige Bij voel ik wel weer trekkracht en inspiratie.'

Hoe heb je bij De Bezige Bij uitgekomen?
'Ik ben in de loop der jaren best vaak door andere uitgeverijen benaderd. Steeds hadden ze een idee voor een boek – en of ik dat zou willen maken. Vooral Robbert Ammerlaan, toen nog van De Bezige Bij, heeft enorm aan me getrokken. Ik had niets te klagen bij Prometheus, dus ik ben daar nooit op ingegaan. Maar zo zijn wel contacten gelegd, die nu makkelijk waren om op te pakken. Ik heb ook wel met mensen gesproken over andere uitgeverijen. Iedereen was bijvoorbeeld heel enthousiast over Das Mag. Maar ik ken daar niemand.'

Ondertussen is Ammerlaan zelf weg bij De Bezige Bij.
'Jawel. Maar ik heb ook andere contacten gelegd bij die uitgeverij. Ik ken veel auteurs, dus ik kwam daar al regelmatig op presentaties. Ook zonder Ammerlaan lag deze uitgeverij het meest dichtbij.'

De imagoschade die de uitgeverij vorig jaar heeft opgelopen zat je niet in de weg? Er verlieten in 2017 nogal wat auteurs De Bezige Bij.
'Ik weet nog dat het bij Prometheus niet goed ging. Ik dacht toen al: dat komt vanzelf weer goed. Wat ook gebeurde. Ik weet dat er allemaal auteurs bij De Bij zijn vertrokken, maar ik heb gesproken met Tommy Wieringa, een goede vriend van me – die echt voor één project naar Hollands Diep is gegaan – en Allard Schröder, voorzitter van de Schrijversvereniging, en ik heb er alle vertrouwen in dat het bij De Bij goed gaat. En dan staat straks dat Bij-logo op mijn boek. Dat is een héél aantrekkelijke gedachte. De Bezige Bij is nog steeds de uitgeverij met de grootste literaire traditie van Nederland, daar kun je niet omheen.'

Je hebt niet overwogen om naar Bas Lubberhuizen te gaan, die boeken van jou over Amsterdam CS en Athenaeum Boekhandel hebben gepubliceerd?
'Inderdaad. Dat vond Mai niet leuk. Misschien is onze relatie mede daarom bekoeld. Een uitgever als hij eist loyaliteit van zijn auteurs. Eigenlijk gek, want ze betalen je daar niets voor, terwijl ze toch ook moeten snappen dat auteurs financieel rond moeten komen, zeker als je twee kinderen hebt. Ik ben daarom ingegaan op het voorstel van Wieneke 't Hoen van Lubberhuizen om een boekje over het Centraal Station te schrijven. Ik zag dat als een grote reportage. Als iets om tussendoor te schrijven. Ik vond dat dat moest kunnen.'

Uitgevers betalen toch een voorschot?
'Maar dat is een lening, geen honorarium. Als ik een stuk voor de krant schrijf, word ik daar gewoon voor betaald. Als schrijver kun je alleen een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds krijgen, die daarmee eerder de uitgeverij subsidieert dan de auteur. Nee, uitgevers zouden zelf meer over de financiën van hun auteurs moeten meedenken.'

Geeft De Bezige Bij je meer dan alleen een voorschot?
'Nee, nee. Zij zitten in hetzelfde systeem.'

Waarom kies je in dat geval niet voor eigen beheer? Het Paulien Cornelisse-model.
'Grappig dat je haar noemt. Ik heb onlangs met haar gesproken omdat zij zo enthousiast is over mijn boek Lelystad. Toen vroeg ik hoe het uitgeven bij haar gaat. Niet zo makkelijk als het misschien lijkt dus. In mijn geval zou het ook niet werken. Ik ben aan gort als een boek af is. Ik moet er niet aan denken om dan nog het hele uitgeefproces zelf te doen. Ik laat het graag aan een uitgever over die voor alle taken – verkoop, omslagen maken, alles – een compleet netwerk heeft. Al zit ik er wel bovenop.'

En nu fulltime aan de slag met je nieuwe boek – over een mijnwerkerszoon die geen afscheid kan nemen van zijn overleden moeder?
‘Ja, ik heb er erg veel zin in. Zo'n overstap hakt er wel in. Job Lisman beschouw ik ook als een vriend, net als enkele andere Prometheus-medewerkers. Dat was ook wel eens lastig, want als de verhoudingen zo amicaal zijn, kun je moeilijk een keer roepen: he, doe eens beter je best! Maar het is óók lastig om te zeggen dat je vertrekt. Ik ben blij dat het allemaal achter de rug is.'

Hou je nog wel contact met Prometheus over je backlist?
'Het is eerder irritant dat je je backlist niet zomaar mee krijgt. Lelystad, Het been in de IJssel en Mensen op Mars – deze drie – zou ik graag bij me houden. Volgend jaar bestaat Lelystad tien jaar. Dat wil De Bezige Bij graag heruitgeven. Maar het boek loopt nog, dus Mai zal dat niet zomaar uit handen geven. Aan de andere kant: hij is een zakenman. Met hem moet een afspraak te maken zijn. Maar helaas moet daar over worden onderhandeld.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 11 jan)

Zie ook:

zondag 15 januari 2017

CB stopt met groothandelsactiviteiten, concurrerende importeurs springen in gat (Boekblad)

CB stopt per 1 april met de groothandelsactiviteiten voor het buitenlandse boek. Van Ditmar en 62Damrak gaan extra inspanningen verrichten om klanten van CB Groothandel binnen te halen. De markt zal weinig veranderen, verwachten de twee overgebleven importeurs.

De voornaamste reden voor CB om te stoppen met de groothandel voor dit besluit is strategisch, legt manager marketing en communicatie Marjan van der Zee uit. 'CB heeft haar koers de laatste jaren verankerd in de drie markten Media, Healthcare en Fashion. Daarin is het belangrijk dat wij een onafhankelijke logistieke rol hebben. Als groothandelaar zitten we echter zelf op de stoel van leverancier. Dat past niet meer.'
CB wil wel een logistieke rol blijven spelen op het gebied van het buitenlandse boek. Dan ligt het voor de hand om buitenlandse uitgevers of grossiers als klant binnen te halen, maar hoe CB die rol precies gaat invullen, 'moet zich nog ontwikkelen'. Van der Zee: 'Het spreekt in ieder geval vanzelf dat wij waar mogelijk stromen zullen bundelen. Dat is ook voor onze klanten het gemakkelijkst en voordeligst.'
Daarnaast heeft CB gemerkt dat het voor haar klanten steeds makkelijker is om zelf in het buitenland boeken te bestellen. Mede door de digitalisering is die markt steeds transparanter geworden. Daardoor is de noodzaak van een Nederlandse groothandel voor buitenlandse boeken minder relevant.
Is die ontwikkeling ook terug te zien in een dalende omzet van CB Groothandel? Volgens Van der Zee was 2016 'best een goed jaar', maar is het nog te vroeg om die vraag te beantwoorden. De jaarcijfers zijn nog niet bekend. Het jaarverslag over 2015 maakt nog melding van een 10% stijging in exemplaren ten opzichte van 2014. De omzet steeg naar 1,1 miljoen euro. De marge was door toenemende concurrentie gedaald naar 0,1 miljoen euro.

'De klanten van CB zullen naar een andere oplossing moeten zoeken. Wij zijn er van overtuigd dat wij een mooie oplossing voor hen hebben', reageert directeur Rene Prins van Van Ditmar, voor wie het nieuws maandagmiddag als een verrassing kwam. 'Wij hopen uiteraard een stuk van CB's omzet over te kunnen nemen. Wij zullen daarom extra aandacht besteden aan de accounts die nu zaken doen met CB, met bezoeken en dergelijke, maar we gaan vooral uit van eigen kracht.' 
Ook mede-eigenaar Martin Brouwer van 62Damrak, die begin december voor het eerst geruchten hoorde over het einde van CB Groothandel, hoopt te profiteren van de verschuivingen. 'Ik denk dat het veel boekhandels de ogen opent voor alternatieven. Er zijn zeker boekhandels die op routine bij CB bestelden. Klanten die reeds met ons werken ondervinden dagelijks waar we goed in zijn. En we nodigen iedereen die nog niet met ons samenwerkt uit om contact te zoeken. We maken graag een afspraak om ons concept van werken uit te leggen.'

Een andere vraag is of het stoppen van CB Groothandel na 13 jaar de markt fundamenteel zal veranderen. Er waren direct boekverkopers die vreesden voor een monopoliepositie van Van Ditmar, die als enige importeur met eigen voorraad overblijft. Prins snapt die vrees. 'Wij zijn redelijk uniek aan het worden,' zegt hij. Maar hij wijst ook op de verschillende groothandels en uitgevers in Engeland en Amerika 'die al sinds mensenheugenis actief zijn in Nederland. Zo bekeken verandert er niets.'
Net als CB onderkent Prins een groeiende tendens onder boekhandels om rechtstreeks bij buitenlandse groothandels en uitgevers te bestellen. Maar hij beseft ook dat dat niet voor iedere boekhandel interessant is. 'Je moet de gemakken met de ongemakken samen zien. Zelf bestellen brengt ook kosten en risico's met zich mee. Je moet iets regelen voor de logistiek vanuit het buitenland. Je moet in buitenlandse valuta inkopen, met alle koersschommelingen van dien. Niet iedere boekhandel is het dat waard.'
Ook Brouwer verwacht weinig veranderingen. 'CB stopt met haar groothandelsactiviteiten. Maar het bedrijf blijft wel buitenlandse boeken aanbieden via CB Online. Het is nog onduidelijk waar die boeken dan vandaan zullen komen – buitenlandse uitgevers? internationale wholesalers? – maar voor boekhandels kan dat betekenen dat ze klantbestellingen nog steeds uit Culemborg kunnen laten komen. Alleen voor de abonnementen die CB aanbiedt, zullen ze ergens anders moeten aankloppen.'
Bovendien draait het niet meer alleen om een lokaal aangehouden voorraad. 'Dat hebben we met 62Damrak de afgelopen vijf jaar aangetoond. Wij zijn een toegangspoort naar de voorraden in Engeland en Amerika. 99 van de 100 gevraagde orderregels vertrekken nog dezelfde dag naar de klant. Feit is ook dat een derde tot 40 % van alle orders titels betreffen die simpelweg in Nederland niet op voorraad liggen. Het is niet voor niets dat CB in haar eigen schrijven stelt dat lokaal grossieren een moeilijke aangelegenheid is geworden.'

Het besluit van CB komt overigens op een moment dat het marktaandeel van het Engelstalige boek, voornamelijk dankzij het succes van YA, ongekend groot is. Was het aandeel in 2014 nog 9,9 %, in de eerste helft van 2016 was dat gestegen naar 12,2 %. Dat percentage zal sindsdien alleen maar zijn gegroeid dankzij de verschijning van een nieuwe Harry Potter en de aanhoudend lage koers van de pond. Aangezien de markt ook aan het stijgen is, betekent dat omzetstijging bij alle importeurs – al maken die ook gewag van dalende marges.
(Bewerking van twee berichten voor Boekblad.nl, 10 & 11 jan)

zaterdag 14 januari 2017

Is de crisis ook voor de literair vertaler voorbij? (Boekblad)

Vertalers zijn tevredener over hun inkomen dan auteurs, blijkt uit recent onderzoek. Toch blijft het noodzaak om te blijven hameren op betere arbeidsvoorwaarden en honorering. Een comfortabel bestaan is nog altijd niet weggelegd voor vertalers. Deze maand zijn weer de Literaire Vertaaldagen.

Iedere vertaler heeft zijn eigen ervaringen. Toon Dohmen, vertaler uit het Engels en Frans, vindt dat het 'behoorlijk lekker gaat'. De voorzitter van de Werkgroep Literair Vertalers van de Vereniging van Letterkundigen (VvL) merkt weinig verschil met vijf jaar geleden. 'Toen ik nog niet met het modelcontract werkte, moest ik alles aannemen wat langskwam. Ik ging linea recta richting burn-out. Nu kan ik met meer concentratie werken en af en toe pauze nemen.'
Martine Woudt daarentegen schrok afgelopen zomer. 'Ik heb in twaalf jaar literair vertalen nooit zonder werk gezeten', zegt de vertaalster uit het Frans en Dohmens voorganger. 'Als ik bijna klaar was met een opdracht, mailde ik eens rond of kwam er iets op mijn pad. Maar dit keer had ik niet metéén een nieuw boek. Het duurde gelukkig niet lang en misschien was het toeval – je kunt ook uitgevers vragen om opdrachten als ze net alle nieuwe vertalingen hebben uitgezet. Maar toch.'
Ook als vertalers met collega's praten krijgen ze geen eenduidig antwoord op de vraag hoe het met de beroepsgroep gaat. 'Ik deed vroeger het ene boek na het andere. Dat is al lang niet meer zo en dat hoor ik ook van collega's', zegt Richard Kwakkel, vertaler uit Engels en Frans en voorzitter van de Werkgroep Algemeen boekvertalers. 'Als ik lees wat op Facebook voorbij komt, is er duidelijk weer meer werk', meent echter Peter Bergsma, vertaler uit het Engels en directeur van het Vertalershuis.

Dus is de crisis in het boekenvak ook voor vertalers voorbij? Het is onmogelijk om daar de vinger op te leggen. De markt stijgt weer, maar  er zijn geen aparte verkoopcijfers voor de categorie vertaalde boeken – verdeeld als die zijn over alle denkbare NUR-codes. Daarbij is de groep vertalers extreem divers. Wie gespecialiseerd is in YA kan profiteren van de groei van het genre. Maar die ene vertaler Servo-Kroatisch kan opeens kampen met een concurrent die hem werk afneemt.
Er zijn indicatoren. Het aantal aanvragen bij het Nederlands Letterenfonds voor een vertaalsubsidie zit weer in de lift. Nadat het daalde van 292 in 2009 naar 189 in 2014 waren het er vorig jaar 235 en dit jaar halverwege november al 257. Maar betekent het dat uitgevers meer literaire vertalingen uitgeven? Of zijn vertalers uit geldnood het begrip literatuur gaan oprekken – nu bijvoorbeeld een thriller genomineerd was voor de Booker Prize en Bob Dylan de Nobelprijs wint? Feit is dat het aandeel non-fictie is gestegen van 12 % (in 2009-12) tot 17 % (2013-16).
Bergsma vindt deze cijfers hoopgevend. Maar hij gelooft ook dat uitgevers steeds meer 'op zeker spelen' door meer uit het Engels te vertalen. Tot wel 70% van de aanvragen betreft vertalingen uit deze taal. Wie bijvoorbeeld, zoals Martine Woudt, uit het Frans vertaalt, kan dan nog steeds onder de crisis lijden. 'Bladerend door de aanbiedingscatalogi van uitgevers zie ik ongelooflijk weinig Frans voorbij komen', zegt zij inderdaad. 'Dat was een aantal jaar geleden meer.'

Een ding is zeker. Vertalen is nog altijd geen vetpot. Uit een rapport van onderzoeksbureau APE dat in april jongstleden is gepubliceerd bleek het gemiddelde inkomen van de 466 geënquêteerde vertalers in de jaren 2013 en 2014 28.000 euro bruto te zijn. Ofwel: zo'n 20 % minder dan modaal. En dan vindt Kwakkel dit nog te hoog omdat literair vertalers oververtegenwoordigd zijn. Uit eerder onderzoek over de jaren 2008-2010 zou het inkomen van vertalers slechts 22.000 euro zijn.
Hoe dan ook is het haast onmogelijk om fulltime te vertalen. Volgens APE haalden slechts 79 % van het inkomen uit hun hoofdbezigheid óf daaraan gerelateerde activiteiten. Ook de meeste voor dit stuk gesproken vertalers hebben nevenactiviteiten – al zien zij, anders dan het onderzoeksbureau, lesgeven op de Vertalersvakschool wel degelijk als gerelateerd aan vertalen. Niet zelden is ook het vertalen van commerciëlere klussen een belangrijke nevenactiviteit.
De belangrijkste inzet voor de twee vertalerswerkgroepen van de VvL blijft dan ook onverminderd: zich inzetten voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden en honoraria van vertalers. Dohmen: 'Het blijft natuurlijk raar dat ik zo'n mooi vak heb, maar iedereen met interesse om vertaler te worden moet waarschuwen voor de vreselijke materiële gevolgen.' Kwakkel: 'Zelfs met het redelijke en gangbare tarief bouw je geen pensioen op en kun je je niet verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.'

Door deze situatie hebben vertalers een beetje het imago dat ze altijd klagen. Barber van de Pol, vertaalster Engels en Spaans, gaat daarom nooit meer naar vertaalbijeenkomsten – tenzij ze er zelf spreekt, zoals in december op de Literaire Vertaaldagen. Het is nooit goed, vindt ze. 'Maar dat klagen heeft wel zin', reageert Bergsma. 'Er is in de loop der tijd veel bereikt. Nederlandse vertalers zijn de bestbetaalde ter wereld.' Al nuanceert Kwakkel dat: 'Volgens onderzoek van Europese vertalersorganisatie CEATL komt Nederland pas op de veertiende plaats.'
Daar komt bij dat uitgevers in de slechte jaren niet hebben geprobeerd te beknibbelen op vertaalkosten. Voor literaire vertalers ligt dat voor de hand. Zij kunnen alleen subsidie krijgen als het modelcontract is gehanteerd – mét daarin het uitonderhandelde tarief en een royaltypercentage voor verkoop boven de 4.000 exemplaren. Dat tarief is weliswaar enkele jaren bevroren geweest, maar uitgevers kwamen zelf met het voorstel om dat per 2016 met 0,1 cent te verhogen naar 6,5 cent per woord.
De veel grotere groep vertalers die niet met het Modelcontract werken worden nog altijd uitgeknepen, vindt Kwakkels, maar niet meer dan vroeger. Het tarief ligt lager – tot 3,5 cent per woord of nog minder. Maar gemiddeld genomen zijn ze iets gestegen. Waarom, weet Kwakkel niet precies. Door barmhartige uitgevers die, zoals in een enkel geval is gebeurd, over de hele linie de tarieven verhoogden? Door mondiger geworden vertalers die vaker aandringen op betere honorering?
Ook dat blijkt uit het APE-onderzoek: onderhandelen loont. Niet meer dan 33 % van vertalers onderhandelt soms, 13 % (bijna) altijd. Maar: slechts 17 % denkt dat het (bijna) nooit tot resultaat leidt. Kwakkel: 'Het is mijn indruk dat men mondiger is geworden. Mogelijk komt dat door de werkgroep die vorig jaar bijvoorbeeld algemene voorwaarden hebben opgesteld, zodat vertalers tenminste kunnen zien wat zij missen in de eenzijdige contracten van uitgevers.'

Het Nederlands Letterenfonds heeft evenmin bezuinigd op beurzen voor vertalers – anders dan bijvoorbeeld op projectsubsidies voor literair auteurs. Na het breed gedragen pleidooi Overigens schitterend vertaald uit 2008 had toenmalig staatssecretaris van OCW Halbe Zijlstra gesommeerd dat het vertaalbeleid niet mocht worden gekort. Bergsma: 'Alleen het inkomensplafond voor een beurs is verlaagd: van 50.000 naar 45.000 euro. Maar dat halen vertalers toch nooit.'
Eigenlijk is, naast de algemene zorg om het bestaan, de forse terugloop van inkomsten uit leenrecht het grootste probleem. De geënquêteerden van APE kregen nog 1615 euro uit leenrechtvergoedingen – een bedrag dat volgens Kwakkel door de type ondervraagde vertalers veel te hoog is ingeschat. Dat dat een punt van zorg is blijkt uit de ervaring van Woudt: 'Als ik een thriller vertaal wil de uitgever besparen op honorarium of het royaltybeding uit het contract. Met als argument: thrillers worden meer uitgeleend.'
Het hoeft daarom niet te verbazen dat APE ook ontdekte dat vertalers tevredener zijn over hun inkomen dan auteurs. Al is het verschil maar een fractie: 36 % van de vertalers is tevreden tot zeer tevreden – tegen 32 % van de auteurs. Het verbaast in ieder geval de vertalers niet die voor dit artikel zijn gesproken. Allemaal wijzen ze op het voordeel van een vast honorarium tegen de onzekere royalty-inkomsten van literair auteurs. Bergsma: 'Bovendien haal je het wel uit je hoofd om de deadline niet te halen, als je tenminste een nieuwe opdracht wil.'
En dat willen ze allemaal. Want karig betaalt of niet, vertalen is uiteindelijk het mooiste vak ter wereld. Welk ander beroep stelt je immers in staat om zó intensief met een tekst bezig te zijn?
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, dec 2014)

Zie ook:

donderdag 12 januari 2017

Staking bij uitgeverij La Martinière (Boekblad)

Een staking in de uitgeverij is uiterst zeldzaam. Afgelopen woensdag gebeurde het in Frankrijk. Meer dan honderd medewerkers van La Martinière legden het werk neer uit protest tegen de slechte werkomstandigheden bij de kinderboekenfondsen.

De medewerkers bleven tijdens de staking voor het gebouw van hun werkgever op de Boulevard Romain Rolland in Parijs hangen. Ze hadden protestborden gemaakt van een van de grootste commerciële successen van de uitgeverij: Journal d'un dégonflé ofwel Het leven van een loser. Het prefix 'dé' was doorgestreept zodat het geen dagboek meer was van een ' leeggelopene' maar juist van een 'opgeblazene'. De titels van de losse delen lieten verder niets aan duidelijkheid te wensen over: 'Trop c'est trop' (genoeg is genoeg) en 'La Vérité toute moche' (De hele lelijke waarheid).
Aanleiding voor de staking is de werksfeer bij de fondsen De La Martinière Jeuneusse en Seuil Jeunesse. De 'opgeblazene' verwijst naar de uitgever hiervan: atrice Decroix, echtgenoot van algemeen directeur Hervé de La Martinière. Haar wordt verweten 'de gezondheid, de moraal en het werk' van haar ondergeschikten te frustreren, schrijft ActuaLitté die met hen heeft gesproken op basis van anonimiteit. 'Ze controleert haar werknemers totaal, wat uiteraard veel tijd kost, organiseert vergaderingen om 17.30 uur en verstuurt e-mails buiten werktijd,' klaagt een van hen.
De werkomstandigheden zouden al slecht zijn sinds 2004, toen La Martinière uitgeverij Seuil overnam en de kinderboekenfondsen van beide uitgeverijen werden samengevoegd. Toch kaarten werknemers de problemen pas in december 2015 aan bij de HR-afdeling. Kort daarop verklaarde een arboarts dat zij 'psychosociale risico's' lopen. Nadat afgelopen zomer de arbeidsinspectie met een onderzoek dreigde, kwam de directie de klagers tegemoet: Decroix zou uitgeefdirecteur blijven, maar een manager zou de algemene leiding van de fondsen in handen nemen.
Het conflict tussen personeel en directie is nu geëscaleerd omdat medewerkers de voorgestelde oplossing onvoldoende vonden en de directie hem niettemin doorvoerde. Tegelijk blijkt ook de arbeidsinspectie maatregelen te hebben genomen. Op 9 december is zij een onderzoek gestart naar intimidatie van Decroix. De uitkomst daarvan wordt nog deze maand verwacht – nadat de inspectie de getuigenissen van ongeveer veertig voormalige en huidige werknemers van de uitgeefster zal hebben gehoord.
De Groupe La Martinière is in 1992 opgericht nadat de destijds 45-jarige Hervé de La Martinière de Groupe Latingy, waar hij een jaar eerder directeur was geworden, had omgedoopt. Na overnames van onder meer uitgeverijen in Amerika (Abrams) en Duitsland (Knesebeck) en de creatie van een Britse divisie heeft de groep een omzet van inmiddels circa 260 miljoen euro. Het concern hoort daarmee bij de vijftig grootste uitgeverijen ter wereld. De La Martinière Jeunesse en Seuil Jeunesse, waar zestien mensen werken, geven jaarlijks 170 nieuwe titels uit.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 6 jan)

UPDATE Béatrice Decroix legt per 15 februari aanstaande haar functies neer, zo maakte uitgeverij La Martinière gisteren bekend.