dinsdag 15 november 2016

interview: Elisabeth Leijnse zocht bewust een uitgeverij die nooit schrijversbiografieën publiceert (Boekblad)

Hoe ervaren schrijvers boekhandels, uitgevers en de boekenvakorganisaties? Elisabeth Leijnse kreeg vorige maand de Libris Geschiedenis Prijs voor haar biografie over Cécile en Elsa de Jong van Beek en Donk. Ze roemt 'de vibes' waarmee De Geus haar boek uitgaf.

Leijnse (1961) werkt al hoogleraar letterkunde aan de Universiteit van Namen. Ze schrijft over de cultuur en literatuur van het fin de siècle. Ze werkte meer dan tien jaar aan Cécile en Elsa.Strijdbare freules – een dubbelbiografie over twee zussen die in die periode een belangrijke rol speelde. Cécile was schrijfster van onder meer de feministische roman Hilda van Suylenburg uit 1897. Elsa was de echtgenote van de componist Alphons Diepenbrock. De jury onder leiding van Henk van Os roemde het 'meeslepende' boek als 'levensgeschiedenis, cultuurgeschiedenis en maatschappijgeschiedenis ineen'.

Gefeliciteerd met de prijs. Wat betekent die voor u?
'Een grote blijk van waardering. Ik ben vreselijk blij met het juryrapport. En ik kan met het geld [20.000 euro, md] nu weer een sabbatical nemen om te schrijven.'

Hoe is uw boek tot stand gekomen?
'Ik had de brieven van Cécile de Jong van Beek en Donk gelezen in het Nederlands Muziek Instituut. Uit de Brieven en documenten van Alphons Diepenbrock wist ik hoe interessant ook Elsa was, zijn vrouw en Céciles zus. Haar dagboeken waren nog niet onderzocht. Ik schreef een brief aan Elsa’s kleindochter Odilia Vermeulen, die mij alle documenten van haar grootmoeder in bruikleen gaf, wat een vertrouwen! Gaandeweg stootte ik op steeds meer bronnen. Wonderlijk. Een vergeten kist met familiepapieren dook op. Een kleinzoon van Cécile bleek nog een archief te hebben. Wat ik nooit had gedacht bij aanvang: de volledige levens van deze vrouwen waren van geboorte tot dood gedocumenteerd. 15.000 bladzijden intieme bronnen over hun acties, motieven, gevoelens. Daar lag voor mij de essentie. Hoe bekend deze mensen waren, of ik ze door mijn boek bekender zou kunnen maken, speelde bij het schrijven geen enkele rol meer.'

Hoe heeft uw boek – inmiddels een jaar uit – verkocht? Welk effect zal de prijs daarop hebben?
'Er zijn 7000 exemplaren verkocht. Of dat veel is voor een boek uit dit genre, weet ik niet. Het is altijd een plezier om bij een boekhandel binnen te lopen en dan het boek te zien. Nu ligt het, vermoed ik, nog vaker op een in het oog springende plaats. Mijn uitgeverij De Geus vertelt me dat boekhandelaren het boek onmiddellijk na de prijs goed hebben ingekocht, en hoopt de verkoop naar 15.000 exemplaren te tillen.'

Heeft de boekhandel uw boek goed ondersteund?
'Enkele boekhandels hebben me uitgenodigd voor een lezing. Ik heb ook enthousiaste mails gekregen van boekhandelaren die het boek bij hun klanten aanbevelen. Maar behalve de Libris-boekhandels, en de boekwinkels in Amsterdam-Zuid en Den Haag (waar een deel van de biografie zich afspeelt), was het merendeel wat terughoudend in de promotie. Cécile en Elsa zijn geen bekende figuren en ik ben geen bekende auteur. Misschien dat de verkoopprijs heeft meegespeeld, hoewel 29,95 euro voor een dik, gebonden en rijk geïllustreerd boek niet te veel gevraagd is.'

Hoe bent u bij De Geus terecht gekomen – toch niet de uitgeverij die je als eerste associeert met een schrijversbiografie.
'Ik heb De Geus in 2004 een eerste hoofdstuk gestuurd juist omdat ze geen biografieën uitgaven. De Geus trok me ook aan omdat bekend staat dat ze auteurs goed begeleiden en toch vrij laten. Ik wilde inspraak in de vormgeving omdat ik mijn tekst in dialoog met het fotomateriaal schreef. Daarom wilde ik niet aankloppen bij uitgeverijen van biografieën met een vast format, zoals een katern voor foto’s. Acquirerend redacteur Sander van Vlerken schreef me onmiddellijk terug dat hij het boek wilde hebben. Dus de eerste uitgever die ik een hoofdstuk stuurde, zei ja. Ik denk dat Sander een risico nam, maar het voelde goed zei hij.'

Is de prijs op enigerlei wijze ook een verdienste van de uitgeverij?
'Tijdens het schrijfproces (twaalf jaar) is Sander uitgever geworden, Ad van den Kieboom werd mijn redacteur. Eigenlijk gaf hij me carte blanche, hij vond mijn tekst goed. Ad en ik liggen elkaar erg, stilistisch bedoel ik. In de laatste twee maanden raakte iedereen dolenthousiast over de freules, we hadden samen het gevoel dat we een topboek aan het maken waren. Eindredactrice Welmoed de Jong heeft dagen- en nachtenlang noten en register nagespeurd op foutjes. Sander heeft op de eerste dag van het drukken de persen laten stoppen om de fotokwaliteit nog te verbeteren. Wat een vibes! De opwinding van een groep vrienden die als een team de K2 beklimmen.'

Heeft De Geus u ondersteund met de pr?
'Op dit terrein is wel eens iets misgegaan. Niet op grote schaal, en alles kon weer worden hersteld. De recensie in NRC Handelsblad heeft veel betekend voor de verkoop. De uitgeverij heeft promotie gemaakt via de gebruikelijke kanalen en de boekhandel beeldmateriaal aangeboden om etalages te maken. Mijn eigen bijdrage is geweest dat ik bijna alle uitnodigingen voor lezingen en interviews heb kunnen aannemen. Maar ik weet dat het boek vooral verkoopt door mond-tot-mondreclame. Een boekhandelaar vertelde me dat op een dag één klant alle exemplaren uit zijn voorraad kwam kopen, twaalf stuks. Hij wilde het al zijn vrienden cadeau doen.'

De Geus werd na verschijnen van uw boek overgenomen door Singel Uitgeverijen en verhuisde naar Amsterdam. Maakt dat uit voor u?
'Ik heb geen verschil gemerkt, maar ik vond het heel fijn dat de overname na het uitkomen van mijn boek kwam. Het vertrek van Eric Visser en Annemie Jans, dat is wel een echt gemis. Ze hebben persoonlijk een stempel gedrukt op alle jaren dat ik met het boek bezig ben geweest. En jammer dat mooie pand in Breda te moeten missen. Daar heb ik, bijna zes jaar geleden, mijn huidige man leren kennen die ook bij De Geus publiceert.'

Welke veranderingen hebt u waargenomen door de overname?
'Tot dusverre geen.'

De uitreiking van de Libris Geschiedenisprijs was het sluitstuk van de Maand van de Geschiedenis. Hoe verklaart u de populariteit van het genre?
'Geschiedenis is, denk ik, altijd een onderwerp geweest dat een groot lezerspubliek trok. Het is waarover ik zelf het liefste lees. Waarom zou ik anders zijn dan anderen, of anderen anders dan ik? Ik vind het wel fijn dat ik schrijf over mensen uit de negentiende eeuw, die net genoeg geschiedenis zijn om een beetje vreemd te zijn (en over wie je kunt schrijven zonder hun kinderen te kwetsen), en toch nog dicht bij ons staan. Maar er is gewoonweg in elke tijd wel iets in elk onderwerp te vinden dat de interesse van het publiek wekt.'

Tot slot: u was de enige academicus op de shortlist. Wat raadt u andere academici aan om net zulke leesbare boeken voor een groter publiek te kunnen schrijven?

'Ont-academiseer. Vermijd jargon. Lees af en toe een goed geschreven detective. Je denkt beter als je eenvoudiger schrijft. Maar de grootste uitdaging voor een academicus die een mooi en goed boek wil schrijven is natuurlijk: tijdbeheer. Mijn adviezen? Choose your battles. Mijd congressen, onderzoeksgroepen, zogenaamd onmisbare netwerken, recepties. Beperk commissies en raden tot het sociaal aanvaardbare minimum. Weiger boekbesprekingen en perifere artikelen. Verover drie dagen schrijftijd per week, maar houd vooral je nabije collega’s te vriend. Ik ben echt gelukkig geworden van het schrijven van dit boek. Maar het was, op academisch niveau, wel schipperen. Eigenlijk zijn een full time academische baan en een biografie schrijven niet te combineren. Mij is het gelukt dankzij begripvolle collega's.'
(Eerder verschenen op Boekblad.nl, 7 nov)

Zie ook mijn recensie van dit boek.

Geen opmerkingen: