woensdag 7 oktober 2015

Interview: Stefan Brijs hoort graag of ze op Curaçao blij zijn met hun nieuwe roman (Knack)

Curaçao? Aruba? Bonaire? Vlamingen weten niets van de Caraïbische uithoek waar Nederlands wordt gesproken. Toch tekende een geboren Genkenaar voor de Grote Antilliaanse Roman van de 21e eeuw.

Uitgerekend in de week waarin de Antilliaanse schrijverFrank Martinus Arion overleed verscheen de nieuwe roman van Stefan Brijs. Arion schreef met Dubbelspel (1973) dé roman over Curaçao. De Vlaamse romancier steekt hem met Maan en zon naar de kroon. 'Die boeken zijn onvergelijkbaar', haast Brijs, bescheiden, te relativeren. 'Ik hoor dat ik de sfeer van het eiland heb getroffen. Dat is een mooi compliment. Maar Arion kende het eiland echt van binnenuit, ik heb er als een documentairemaker van buitenaf naar gekeken. Zijn taal is ook veel frivoler. Mijn boek is sober.'
Maar Brijs moet erkennen dat er overeenkomsten zijn. Dubbelspel legt aan de hand van een eindeloze partij domino de mentaliteit van de voormalige Nederlandse kolonie bloot. Maan en zon vertelt hoe en waarom een man tot een dramatische daad komt – de precieze aard van die daad moet hier onvermeld blijven om niet te veel weg te geven – en gaat daarom óók diep in op de geschiedenis en mentaliteit van het eiland. 'En Arion was de voorvechter van de zwarte Curaçaoënaar. In mijn boek is de verteller de enige zwarte broeder van het eiland.'
Broeder Daniel, heet die verteller. De hele nacht in de zomer van 2001 denkt hij terug aan Max, die hij veertig jaar geleden als kleine jongen in de klas kreeg. Max was pienter genoeg om zelf onderwijzer te worden, maar door een combinatie van tegenslag en het lot trad hij in de voetsporen van zijn vader: de macho Roy, een taxichauffeur wiens glimmende Dodge Matador zijn grootste trots is. Sinds Max zelf vader is probeert hij zijn zoon Sonny de opvoeding te geven die hij had willen krijgen, maar op het eiland dat inmiddels wordt overspoeld door toeristen en drugs is dat niet eenvoudig.

De meest voor de hand liggende vraag is natuurlijk: hoe komt een Vlaming ertoe om over Curaçao te schrijven?
'Mijn vrouw Melanie is er opgegroeid. Tot haar tiende. Ik hoorde ook de verhalen van haar ouders, die erheen gingen om les te geven. Voor hen was Curaçao alles. Elke woord dat ze spraken ademde Curaçao. Kort na het begin van onze relatie in 1999 ben ik er daarom geweest. Het was de eerste keer dat ik in het buitenland kwam. Een heel bevreemdende ervaring. Ik was in Genk opgegroeid tussen de migranten, maar op Curaçao heb je twee rassen. Blank en zwart. Je merkt meteen: er is frictie tussen die twee. Ik voelde ook – dat voel je gewoon als schrijver – dat de verhalen er voor het oprapen lagen. Ik was toen helemaal niet van plan die te gebruiken voor een roman, maar ik heb in die tijd wel al het bericht uit de krant gescheurd waarop Maan en zon is gebaseerd. Omdat ik er wel íéts mee wilde.'

U dacht niet: ik laat dit onderwerp aan mijn Nederlandse collega's over. Een Nederlander schrijft ook geen romans over Rwanda en Congo. Mij zijn die boeken in ieder geval niet bekend.
'Inderdaad, nu je het zegt. Maar er hebben wel buitenstaanders over Congo geschreven. Ik ben die buitenstaander voor Curaçao. Die afstand heeft me geholpen. Een Nederlandse schrijver heeft wellicht het gevoel dat hij zich moet inhouden, omdat alles wat een Nederlander zegt door een Antilliaan met een loep wordt bekeken. "Wat denkt die macamba wel om dat over ons te schrijven!" Ik voelde me niet gehinderd door enige gevoeligheid.'

Maar wellicht wel door uw kennis van het eiland.
'Toen ik besloot dit boek te maken ging ik uiteraard weer naar het eiland. Voor de derde keer intussen. Ik had al veel gelezen – naast Arion ook het werk van de andere grote Antilliaanse schrijvers: Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg. Ik heb daar ook een aantal mensen gesproken...'

Voorin het boek dankt u een broeder – zoals uw verteller – en een taxichauffer – zoals de vader van Max. Hebben zij soms model gestaan voor deze personages?
'O nee. Zoiets zou niet eens in mij opkomen. De broeder die ik bedank, inderdaad de enige zwarte broeder van het eiland, heeft me een paar uur rondgereden en verhalen verteld. Hoe hij als onderwijzer altijd gevochten heeft tegen de overheersing van de blanken en de nonchalance van de zwarte – het gebrek aan zelftrots, zoals hij dat noemde. Dat heb ik allemaal gebruikt, ja. Maar het was voldoende informatie om een personage op te bouwen. Die informatie én mijn inlevingsvermogen, een van de weinige talenten die ik heb. Ik maak ook nooit een karakterschets van tevoren. Ik heb een beeld van mijn personages en plaats ze in een situatie. Als het dan gebeurt dat ze iets doen waarvan ik denk dat het niet bij hun karakter past, gooi ik die scène weg. Een werkwijze die veel tijd kost, maar die ervoor zorgt dat je geen eendimensionale figuren krijgt.'

In Vlaanderen schrijven kranten nooit over de Nederlandse Antillen. Had u het gevoel veel te moeten uitleggen?
'Sinds een jaar of vijf is het een vakantieland voor Belgen. Daarvoor ging men eerder naar de Dominicaanse Republiek. Maar Curaçao in de kranten hier? In al die jaren dat ik in België heb gewoond: geen woord. Ik kan me best voorstellen dat het boek voor Vlamingen een openbaring is. Maar vergis je niet: Nederlanders van mijn generatie – ik ben nu 45 jaar – en jonger weten ook niet veel meer van het eiland dan dat er stranden zijn en dat het corrupt is. Ik bevestig die clichés weliswaar in mijn boek, maar door een heel levensverhaal te vertellen laat ik zien hoe het gekomen is, dat er veel meer aan de hand is en waardoor mijn lezers Antillianen ook minder snel veroordelen. Dat doe ik altijd in mijn boeken: lezers in contact brengen met personen van wie ze niets willen weten en hen zo anders over die personen laten denken.'

Merkt u aan de eerste reacties verschil tussen Vlamingen en Nederlanders?
'Vlamingen laten zich vooral meeslepen door het verhaal. Nederlanders snappen daarnaast een aantal finesses over het eiland. Denken daardoor: o ja, zit dat zo. Sommigen zijn er geweest en kennen het ritme van het eiland – als je de opgejaagdheid van een Europeaan kunt laten varen, opent het eiland zich voor je. Een Vlaming zal nooit iets over die dingen zeggen. Ik heb van Vlamingen eerder de vraag gekregen: waarom moeten wij iets over Curaçao weten? Dan zeg ik: het gaat niet om Curaçao. Het gaat om Max die zich uit een sociaal milieu wil losmaken, vecht om te overleven, wordt geconfronteerd met racisme – Curaçao is alleen maar het schaakbord waarop dat gebeurt. En ja, dan komt er wat achtergrond bij kijken om het verhaal goed te kunnen schetsen: de geschiedenis en de cultuur van dat eiland.'

Max is anders wel een typische exponent van Curaçao.
'Ja. Zijn gelatenheid zit in het eiland. Men constateert een probleem en dan houdt het op. Maan en zon eindigt in 2001, maar sindsdien is er niets veranderd. Er komen steeds meer toeristen, die zich terugtrekken op steeds meer resorts met een eigen strand dat dan niet meer publiekelijk toegankelijk is. En de arme zwarte bevolking, die moet rondkomen van een paar Antilliaanse guldens per dag – als ze die al kunnen vinden – wordt dagelijks met die rijkdom geconfronteerd. Dan is de verleiding heel groot om een paar duizend euro te verdienen door bolletjes cocaïne te slikken en op en neer naar Nederland te vliegen. Zelfs huisvrouwen doen dat. En niet eens omdat ze het geld echt voor nodig hebben. Ze willen alleen hetzelfde als de toeristen. Dat was twintig jaar geleden zo en dat is nog steeds zo. Iedereen weet het ook dat het zo is, maar niemand wil het zwart op wit zeggen – omdat ze er dan iets aan zouden moeten doen.'

Gaat Max uiteindelijk aan zijn gelatenheid ten onder?
'Ja. Zijn gebrek aan vechtlust. Er is een scène waarin Max met zijn vader naar het casino gaat en zo al het geld dat hij had opgespaard verspeelt. Hij zit al op de taxi, maar hij droomde ervan alsnog onderwijzer te kunnen worden. Wat doet hij dan? Ik heb drie maanden de ene scène na de andere geschreven. Ik liet hem vluchten naar Venezuela. Ik liet hem onderduiken in de grotten van Hato. Maar ik dacht steeds: nee, dat past niet bij zijn karakter. Het enige wat werkte was toen ik Max gewoon liet doorgaan met taxi rijden. Hij pleegt geen verzet, hij ondergaat lijdzaam de gevolgen van het lot. Zó is hij. En ondertussen kropt hij zijn frustratie op. Het positieve is wel dat hij doorgaat, niet opgeeft, maar hij voelt zich nooit bevrijd dat hij zich bij het lot neerlegt.'

Zo is Max – en met hem Curaçao – gedoemd.
'Het boek is niet hoopvol, nee. Ik wou dat het anders was, maar het is een heel pessimistisch boek. Maar: geschreven uit bezorgdheid. Ik hou van het eiland.'

Max heeft niet de kracht om zich te verzetten tegen zijn lot. Had hij wel iets kunnen doen voor Sonny om te voorkomen dat zijn zoon hetzelfde lot als zijn generatiegenoten treft?
'Tja. Ook Sonny is een kind van het eiland. Hij is van de generatie die door de toeristen materialistisch is geworden. Was het anders gegaan als Max, zoals die zich op een gegeven moment afvraagt, strenger was geweest? Hij had hem dure Nikes gegeven uit hoop dat Sonny ze tenminste niet ging stelen. Was dat een fout? Ik heb daar geen antwoord op. Had Max soms moeten emigreren naar Nederland? Veel Antillianen hopen dat dat een oplossing is, maar ik weet niet of dat het geval is. Ik weet er onvoldoende van, maar je hoort genoeg over probleem-Antillianen om dat te betwijfelen.'

Maan en zon bevat een motto van Tip Marugg. Dat zegt: mannen storten hun zaad en rijden in hun auto, vrouwen zijn het sterke geslacht van Curaçao. Toch zijn de vrouwen in uw roman niet sterk.
'Niet helemaal. Myrna, Max moeder, is sterk omdat ze in haar eentje haar gezin jaren overeind houdt. Haar enige zwakte is dat ze verliefd is op Roy en uiteindelijk voor hem kiest. Maar ook zij ontsnapt niet aan het eiland. Waarom vertelt ze bijvoorbeeld niet dat ze een miskraam heeft gehad? Omdat vrouwen – het zijn de jaren 1960 – kinderen móéten kunnen krijgen. En Lucia, de vrouw van Max, heeft al het materialisme van de generatie van Sonny. Zij is óók een kind van het eiland. Eigenlijk vind ik al mijn personages slachtoffers.'

Ook broeder Daniel? Hij is onderwijzer geworden, besluit de eilandbewoners te helpen en houdt eraan vast.
'Hij blijft bij zijn roeping. Hij had terug naar het klooster in Nederland gekund, maar dat weigerde hij. Hij is een twijfelaar, maar gaat door. Dat is allemaal waar. Zijn tragiek is dat hij, na een bezoek aan Nederland, de waarheid onder ogen ziet en die verwoordt. Wacht, ik lees het voor... "Dat [de Curaçaoënaars] hun verantwoordelijkheid nemen, lijdt geen twijfel, die kans laten ze niet voorbijgaan. Maar wat dan? Hebben ze een plan? Een doel? Want eerlijk gezegd, wat mij vooral zorgen baart is het gemak waarmee ze het lot uitdagen en de lijdzaamheid waarmee ze de consequenties dragen, wat die ook mogen zijn." Als de broeder dát zegt, kan hij het nooit meer ontkennen.'

Tot slot. Hoe zou men op Curaçao naar dit boek kijken?
'Petra Possel [de presentator van het Nederlandse radioprogramma Kunststof] kent het eiland heel goed. Ze zei me: het is een keihard boek, maar het beschrijft de werkelijkheid, daar zullen ze op het eiland niet blij mee zijn. Zelf weet ik het niet. Als ze me vragen om het boek daar voor te stellen, neem ik de uitnodiging heel graag aan. Vermoedelijk komt het er ook wel van dat ik naar Curaçao ga. Ik had dan heel graag met Frank Martinus Arion over mijn boek gesproken. Hij had het altijd over de schuld van de Nederlanders. De kolonisator, die had alle problemen veroorzaakt. Hij had nooit over wat de eilanders zelf deden – of juist niet deden. Dus: Hoe keek hij daar eigenlijk tegenaan? Helaas kan ik hem dat niet meer vragen.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 5 okt)

Geen opmerkingen: