dinsdag 30 juni 2015

Het schaakgedicht van Ineke Riem

Ik schaak nooit meer. Ik heb er geen tijd meer voor over, eerlijk gezegd. Ik lees de wekelijkse column van Hans Ree in NRC Handelsblad, probeer het probleem van de week op te lossen, volg de berichtgeving van grote toernooien. Dat is al wat er van schaken in mijn leven is overgebleven. Maar als ik de sport tegenkom in een roman of een gedicht die ik lees – de activiteit waar ik wél tijd voor over heb, heel veel tijd zelfs – licht mijn hart altijd even op.
In de poëziebundel Alle zeeën zijn geduldig van Ineke Roem kwam ik het gedicht 'Één zet, één kus' tegen. Daarin vergelijkt ze een schaakwedstrijd met de strijd tussen twee geliefden. Zij, de ik uit het gedicht, kan niet schaken. Maar ze laat zich gewillig verslaan door hem, haar tegenstander. Waarom? Om hem revanche te bieden voor alle keren dat de dame, dus zijzelf, niet meer durfde en een van beiden 'laat maar' zei. Met andere woorden: revanche voor alle keren dat het niet tot vrijen kwam. Tot slot vraagt ze een liefdevolle kus voor haar nederlaag ten teken dat haar offer wordt aanvaard.

Mijn paard springt schichtig, niet
om te winnen. Mijn lopen hinkt,
denkt op krukken één zet vooruit:

de val. Ooit had mijn toren
het hoog in de bol, nu wankelt hij
en wacht op jouw slag.

Schaken in literatuur of, vaker nog, in film wordt vaak ondeskundig als metafoor voor strijd of doorgeslagen hyperintelligentie ingezet. Een blik op de stelling en je weet: deze auteur kan niet schaken. Of niet echt. Misschien is het daarom logisch dat de beste schaakliteratuur angstvallig concrete stellingen vermijdt. Zo kan nooit een echte schaker tegenwerpen: wat een broddelwerk, die zetwisseling past niet bij het niveau dat de spelers zouden moeten hebben.
In 'Weerstand', onderdeel van Stephan Enters roman-in-verhalen Spel uit 2007, wordt bijvoorbeeld geen zet daadwerkelijk gedaan. Schaken is een zinnebeeld voor het verwerven van kennis en kunde, op welke manier dat het beste kan, hoe sommige manieren voor bepaalde mensen het beste werkt. Ik zeg het een beetje abstract omdat de inhoud van het verhaal hier niet ter zake doet. Hoewel het verhaal is doordrenkt van de schaaksport, krijg je feitelijk geen enkele blik op het bord.
Maar ik dwaal af. Of ook Riem eigenlijk niet kan schaken, durf ik niet te beweren, maar: 'al mijn laffe pionnen', zoals ze in de eerste strofe schrijft, die ze 'in een opwelling' in een keer naar voren schuift – dat klinkt niet alsof ze het vroeger veel heeft gedaan. Je kan maar een pion per zet vooruitschuiven. Mooi is wel hoe ze de verschillende stukken in het spel in oplopende sterkte, van pion naar koning, opvoert. Ook de verspringende strofen, die zo suggereren dat twee spelers om en om een zet doen, is heel toepasselijk.

Mijn stukken hinderen het spel.
Veeg ze weg en revancheer je
voor alle keren dat de dame

niet meer durfde.
Zet koning laatmaar schaak.
Één kus in ruil voor de nederlaag?

Zie voor het hele gedicht uiteraard Alle zeeën zijn geduldig. Te koop in de betere boekhandel. 

Zie ook: diabetes, de notaris en Maarten in de literatuur

Geen opmerkingen: