donderdag 28 mei 2015

Zin en onzin in de vergelijking van tv-series en literatuur – Robert McKee en Manon Uphoff

De Amerikaan Robert McKee doceert scenarioschrijven. En niet aan amateurs met vage ambities. Hij gaf les aan de schrijvers van series als Breaking Bad en Game of Thrones (waar ik overigens respectievelijk één en nul afleveringen van heb gezien). Dat deze man – door Schrijven magazine ooit getypeerd als 'de beste schrijfdocent ter wereld' – in Nederland twee seminars geeft, is dan ook nieuws. NRC Handelsblad bracht 26 mei een stuk over hem. Ook elders werd over hem geschreven.
De kop van het stuk in NRC luidt: 'Hij [=Walter White, de hoofdpersoon van Breaking Bad] heeft meer lagen dan Hamlet'. Dat vindt McKee namelijk. Prijst hij dus de tv-serie ten koste van literatuur? Allesbehalve. In de laatste alinea valt hij de stelling van Oek de Jong bij in diens essay Wat alleen de roman kan zeggen (zie hier). 'De roman is een krachtige kunstvorm en heeft een eigen, intrinsieke waarde. Een romanschrijver kan iets in de eerste of derde persoon vertellen en het innerlijk leven van een personage beschrijven. Dat is nog steeds niet mogelijk met de camera. Je kunt een gedachte niet verfilmen.'
Ik vind het mooi dat juist zo'n man dat zegt. Geen dédain over literatuur, maar een eerlijke vergelijking van de unieke mogelijkheden van verschillende kunstvormen. Een tv-serie kan iets wat een roman niet kan, een roman kan iets wat een tv-serie niet kan. En je kunt van beide houden om wat ze uniek maakt.

Helaas lijkt Manon Uphoff dat niet te beseffen. In het pamflet De blauwe muze, vorig jaar verschenen, schrijft ze in navolging van McKee dat de gewoonte om tv-series via dvd-boxen, betaaltelevisie en online platformen in korte tijd in zijn geheel te kijken ertoe heeft geleid dat personages in diepgang en complexititeit niet meer onder doen voor literaire personage. Maar anders dan de schrijfdocent beweert ze dat dat tv-series daarom superieurs zijn. 'Waarom de beste literatuur op tv te zien is', luidt de ondertitel van haar pamflet.
Het hoeft niet te verbazen dat ze er niet in slaagt deze bewering hard te maken. Sterker nog, ze doet niet eens moeite om hem te onderbouwen. Ze presenteert de bewering als een hard feit. En iedere keer dat Uphoff in (op zich interessante) analyses van series als The Sopranos en Mad Men (die ik overigens respectievelijk helemaal niet en tot en met seizoen vijf heb gezien) naar literatuur verwijst, raak je er alleen maar meer van overtuigd dat de schrijfster onzin verkondigt.

1. Michael Kumpfmüller schreef een volgens Uphoff geslaagde roman over hetzelfde thema als een van de genoemde tv-series. Aha, denk je dan: literatuur kan dus nog steeds minstens zo goed als televisie zijn.
2. De verbeelding van vrouwelijke lust in tv-series vergelijkt Uphoff met deze verbeelding in Vijftig tinten grijs. Tja. Uiteraard zijn tv-series dan superieur. Dat is alsof je Ajax vergelijkt met de tafeltennisvereniging bij mij om de hoek en dan beweert: er wordt in Nederland beter gevoetbald dan gepingpongd. Ja, nogal wiedes.
3. Makers van tv-series hebben meer vrijheid dan literaire auteurs, beweert Uphoff. Bewijs: Hemmerechts kreeg kritiek dat zij zich, in De vrouw die de honden eten gaf, verplaatste in de seksualiteit van een andere vrouw en tv-makers krijgen zulke kritiek nooit. Maar wie kreeg Hemmerechts die kritiek dan? Ik kan me niet herinneren dat daar nu zo'n punt van wordt gemaakt.
4. Ook de bewering dat veel schrijvers schrikken dat er belangwekkende verhalen buiten de literatuur worden verteld, onderbouwt Uphoff niet. Wie schrikt er dan? Het is integendeel bon ton onder schrijvers om de lof te zingen van tv-series. Daarbij vertelt film al meer dan een eeuw lang belangwekkende verhalen. Concurrentie met verhalen-verteld-in-beelden is al heel gewoon. 

Geen opmerkingen: