dinsdag 16 september 2014

Jiri Weil, 'Mendelssohn op het dak' en 'Leven met de ster'

Toen we op vakantie in Praag uit de parkeergarage naar boven kwamen, stonden we oog in oog met het Rudolfinum. Ik moest meteen denken aan Mendelssohn op het dak van Jiri Weil (1900-1959). In deze roman vindt de beroemde scène plaats waarin de nazi's twee Tsjechen het dak op sturen om het beeld van Felix Mendelssohn te verwijderen. Een jood boven het nieuw ingewijde Huis der Duitse kunsten, ook al had diens vader zich al lang bekeerd tot het gereformeerde geloof, dat kon natuurlijk niet. Er staan alleen geen namen op de beelden. Dus welke is Mendelssohn? Die met de langste neus, zegt de nazi. Goed, dat is deze. Waarna de nazi nog net op tijd kan verhinderen dat de Tsjechen dat beeld daadwerkelijk weghalen. Die met de langste neus, dat was Richard Wagner.
Ik had Mendelssohn op het dak nooit gelezen. Als ik het nog wilde doen, dan nu ik zelf een korte en tevergeefse poging had gedaan om de Jood op het dak te herkennen. Dus toen we eenmaal thuis waren. Enzovoorts.
Inmiddels weet ik dat de postuum verschenen roman van Jiri Weil niet zo komisch is als deze scène doet vermoeden. Je denkt aan een wrange comedy of errors. Of zoals de Lonely Planet (editie 2003) die we bij ons hadden, beweert: aan een 'darkly comic novel'. Niet dus. Weil volgt een aantal personages die op een of andere manier bij het neerhalen van het standbeeld betrokken raken gedurende de oorlog. Een nazi als Reinhard Heydrich, die de opdracht gaf tot verwijdering. Hij wordt vermoord. De Tsjechische arbeider die wordt ingeschakeld voor de Arbeidsinsatz in Duitsland. En natuurlijk een aantal Joden die worden beroofd, vernederd, vervolgd, opgesloten in het getto Theresiendstadt, en uiteindelijk vermoord. Tot er geen enkele Jood meer over is in Praag. Daar is werkelijk helemaal niets grappigs aan.
Eigenlijk is Mendelssohn op het dak wranger en uitzichtlozer dan Weils andere oorlogsroman: Leven met de ster. Waar hij in 'Mendelssohn' een caleidoscopisch beeld van de Tsjechische ervaringen in de Tweede Wereldoorlog schetst, volgt hij in deze roman één Joodse man. Vanaf de eerste bladzijde heeft hij niets anders dan honger, angst en wanhoop. Hij klampt zich vast aan Ruzena, met wie hij ooit een affaire had, en een poes die komt aanwaaien. Lijdzaam aanvaardt hij wat hem wordt opgedragen: van het dragen van de ster tot een baantje op het kerkhof, wachtend tot ook hij de oproep krijgt naar Theresienstadt te gaan. Pas als hij bericht krijgt dat Ruzena dood is en de poes is verdwenen, en hij dus niets meer heeft, vindt hij de kracht om zich te verzetten tegen zijn lot.

Mendelssohn op het dak is daarom alleen maar lijden. Onontkoombaar lijden. Leven met een ster biedt een sprankje hoop.

Zie ook:

Geen opmerkingen: