zaterdag 26 april 2014

Daar staat hij dan: James Joyce’s handtekening (Knack)


Een wandelstok of een handtekening? Een unieke expositie over James Joyce maakt duidelijk wat een schrijver werkelijk dichtbij brengt.

Daar ligt hij dan – dankzij het felle spotlicht al van verre te zien: de wandelstok van James Joyce (1882-1941). Hij is verrassend gaaf. Zou het echt dezelfde zijn als de stok die de schrijver in zijn hand houdt op de foto’s die ernaast liggen? Is het geen reserve-exemplaar die zelden uit de bak werd gelicht? De stropdas die eronder ligt ziet er verweerder uit: een fraaie das in kleine bruine en bruin-gearceerde witte ruitjes. Stijlvol, maar vlekkerig.

Beide objecten komen uit de collectie van de James Joyce Foundation uit Zürich. Voor het eerst zijn ze – in de universiteitsbibliotheek van Utrecht – in Nederland te zien, zoals alle media vorige week meldden. Op zichzelf zijn ze niet bijzonder. Alleen het idee dat ze zijn vastgehouden door de hand die ook Ulysses en Finnegan’s Wake schreef, maakt ze uniek. Hoe nieuwer en ongebruikter de objecten eruit zien, hoe moeilijker het is om dat idee op te roepen.

De essenhouten wandelstok heeft literaire betekenis. In Ulysses roept de ashplant of ashsword (naar het Engelse ‘ash’ voor essenhout) van Stephen Dedalus zangerig de naam van zijn eigenaar. De stropdas is alleen anekdotisch aan Joyce te verbinden. Toen de schilder Patrick Touhy tegen Joyce zei dat hij diens ziel op een portret van de schrijver wilde vastleggen, schijnt die dat te hebben weggewuifd: ‘Just make sure the tie is right’. Wel is op dat doek een rode stropdas te zien.

Het hart van de Joyce-expositie is de reizende tentoonstelling over leven en werk die de Ierse National Library over de wereld stuurt. Deze panelen zijn, naast de persoonlijke artefacten, aangevuld met eerste drukken, waaronder het in Den Haag uitgegeven The Mime of Mick, Nick and the Maggies (een voorpublicatie van Finnegan’s Wake), facsimile’s van brieven en rariteiten als een Japanse manga-versie van Ulysses of het tijdschrift Tit-bits dat Dedalus in de roman leest.

Ook de handtekening is te zien die Joyce op 10 juni 1927 in het gastenboek van het Czaar Peter-huisje in Zaandam zette. Hij vierde toen een maand vakantie aan de kust van Scheveningen. Veel meer dan op het strand liggen deed hij niet. Een keer werd hij, lezend in zijn Baedeker, aangevallen door een hond. Wel vier, vijf keer moest hij hem van zich af slaan, waarbij een lens uit zijn bril viel. Gelukkig vond de eigenaresse die terug in het zand.

Eigenlijk biedt dit gastenboek een veel sterkere historische sensatie dan Joyce’s wandelstok of stropdas. Die had iedereen gebruikt kunnen hebben – zijn handtekening kan alleen de schrijver zelf, in zijn priegelige handschrift, gezet kunnen hebben.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 25 apr)

Geen opmerkingen: