zaterdag 29 maart 2014

Interview: Arno Camenisch over de Sez Ner-trilogie (BOEK)

Rijmend bij een biertje vond Arno Camenisch het plezier in spelen met taal. Nu debuteert de Zwitser in het Nederlands met een betoverende trilogie over het universeel menselijke van zijn dorpsgenoten.

Wat kan het heerlijk zijn om je eigen werk in zo veel verschillende talen terug te horen. Zeker als ritme en klank van de taal zo'n belangrijke rol spelen als in de novelles van Arno Camenisch. 'In het Hongaars klinkt het als een champagnefles die je flink schudt en daarna laat exploderen', zegt hij lachend – zoals hij bijna alles zegt een gulle glimlach. 'Ook in het Nederlands bevalt de toon me wel.'
Zelf kan de Zwitserse auteur Camenisch bedwelmend voorlezen. Of hij dat nu doet in het Surselvisch, het dialect van het Reto-Romaans waarin hij is opgegroeid, of het Zwitsers-Duits van zijn woonplaats Biel – hij klinkt als een sjamaan die zijn gehoor in hoger sferen brengt. Afgelopen najaar deed hij dat twee keer in Nederland. Wie het gemist heeft, kan filmpjes van hem terugvinden op Youtube.
'Met voordagen heb ik ook het plezier in taal ontdekt,' vertelt hij. 'In het dorp waar ik op-groeide, was niets te doen. Dus begonnen we, een jaar of achttien, na een paar biertjes in het café te rijmen. De een, de ander, nog een biertje, de volgende, nog een biertje. Steeds grappiger en uitzinniger. Het was een soort spoken word. Misschien had ik een rapper moeten zijn, maar kennelijk heb ik iets verkeerd gedaan.'

Het is nog maar kort dat Arno Camenisch (1978) zijn werk in het Nederlands kan horen. Een kleine twintig landen waren het Nederlands voorgegaan toen De Bezige Bij afgelopen najaar zijn werk, in een vertaling van Miek Zwamborn, publiceerde. Maar hier kwam wél in een keer de volledige Sez Ner-trilogie op de markt: drie fraai vormgegeven boekjes, bijeengehouden door een buikbandje.
De boeken evoceren het leven in een afgelegen dal in het kanton Graubünden. Sez Ner volgt een seizoen lang het dagelijks bestaan van de alpenknechten, die hoog in de bergen het vee hoeden. Achter het station toont de jeugd van een jongen in een dorp waar iedereen elkaar van haver tot gort kent. En De laatste beschrijft een avond in restaurant-café Helvezia, dat voor het laatst open is.
Het leven in het dal is er rauw, liefdevol, maar bovenal geïsoleerd. Over grotere plaatsen als Ilanz en Chur wordt gepraat als een ver buitenland. Amerika lijkt een andere planeet. En de toeristen die in Sez Ner af en toe over de alp wandelen, komen over als merkwaar-dige freaks. Begrijpelijk: het harde bestaan tussen de hoge pieken vloekt nogal met het ontspannen sportieve prestatie van wandelaars.
Camenisch groeide zelf op in dit dorp. Tavanasa, heet het. Het heeft een station, twee straten, en nog geen vijftig inwoners. Hij heeft zelf vier keer een zomer als alpenknecht gewerkt: 's ochtends om vier uur op, tot diep in de avond doorwerken, zeven dagen per week, onder de barste omstandigheden. Een keer moest hij midden in de nacht met zijn blote handen schikdraad herstellen.
Boeken hadden ze er thuis nauwelijks. Ja, drie: eentje over paddenstoelen, eentje over wilde dieren in Afrika en een Lucky Luke. 'De literaire traditie is eerder oraal. We vertel-den elkaar verhalen, waarvan je niet weet of ze waar zijn of niet. Die grens zoek ik ook als schrijver. En in plaats van lezen keek ik veel tv. Heel veel tv. Misschien dat schrijven daarom voor mij bovenal het vertalen van beelden op papier is.'
Camenisch is blij er weg te zijn. 'Er is daar, door de hoge bergen, drie, vier maanden per jaar geen zon. Ik kon daar niet leven: ik heb lucht nodig, de levendigheid van een stad. Er heerst een zekere droefheid in het dorp waar iedereen op den duur weggaat. Ik denk dat ik daarom ook de humor ervan probeer te beschrijven. Dat is het beste wat je kunt doen met droeve plaatsen.'
Toen hij het eerste boek over Tavanasa had geschreven, waren de inwoners verbaasd. 'Maar na het tweede waren ze trots, al denk ik dat niemand het echt heeft gelezen. Ze vroegen me of ze zelf in het volgende zouden staan. Misschien vernoemen ze ooit een straat naar me. Hoewel? Er zijn er maar twee: de stationsstraat en de hoofdstraat.'

Je zou de Sez Ner-trilogie tekort doen als je alleen de inhoud navertelt. Het belangrijkst is de kale stijl. Camenisch schrijft uitsluitend losse scènes, van twee tot twintig regels lang, en blijft aan de buitenkant van zijn personages. Hij mijdt metaforen of psychologie. Maar het werkt. Zijn uiterste precies taalgebruik en de kracht van zijn beelden geven het gevoel dat je de personages indringend leert kennen.
'De boeken zijn ook alleen maar gesitueerd in het dorp,' zegt Camenisch. 'Het gaat mij in mijn werk altijd om mensen. Hoe reageren ze in bepaalde situaties? Sez Ner gaat over macht en onmacht. De laatste over het einde als fenomeen. Dat zijn universele thema's. Maar iedereen heeft een plek waar hij vandaan komt. Ik ook. En ik schrijf daar over omdat ik die plek het beste ken. Weet hoe het er voelt.'
Je kunt de trilogie ook op linguistisch niveau lezen – dat wil zeggen: in de oorspronkelijke uitgave. 'Het eerste deel is geschreven in het Retoromaans en het Duits, het tweede bevat veel Romaans, maar het derde nog maar een paar woorden. Dat symboliseert hoe die taal verdwijnt uit het leven. Er spreken maar 60.000 mensen Romaans. Het Surselvisch door maar 10.000 mensen.'
Hoe fataal dat ook klinkt, zelf heeft Camenisch vooral baat gehad bij de smeltkroes van talen waarin hij opgroeide. 'Het was een polyfonie in het dorp. Een vallei verder sprak men Italiaans, een moeder van een vriend Frans. Je hoorde er Balkantalen en Portugees. Ik schrijf alleen in het Retoromaans en Duits, maar ik speel met de tonaliteiten van al die talen. Een tekst is voor mij als een partituur.'

Zelf heeft hij een lichte voorkeur voor het Duits. 'Het Retoromaans is de taal van mijn hart. Mijn literaire taal is daarom Duits, omdat ik dan meer afstand heb. Die heb ik nodig om te kunnen schrijven. Maar het hangt van mijn stemming af. Of het sneeuwt of niet', lacht hij. 'Retoromaans klinkt levendiger, met al die diftogen en korte woorden eindigend met een vocaal, maar is morbide. Duits ligt dichter bij de realiteit. Is ruwer.'
(Eerder gepubliceerd in BOEK 1, 2014)

Geen opmerkingen: