vrijdag 29 november 2013

Wereldpremière teruggevonden toneelstuk markeert verschijnen Hermans-biografie (Knack)


De presentatie van Willem Otterspeers biografie van Willem Frederik Hermans De mislukkingskunstenaar werd opgeluisterd met de opvoering van een teruggevonden toneelstuk.
  
Petrus staat zich bij de hemelpoort te vervelen. Alle oorlogsslachtoffers laat hij zonder enige selectie door – het is vlak na de Tweede Wereldoorlog. Tot er een zekere Leonard zich bij hem meldt. Hij vraagt zich af of hij terug kan naar zijn aardse minnares. ‘Ik had een affaire met een getrouwde vrouw, / Die dacht dat zij voor mij niet vallen zou. / Maar op een dag dat wij samen bloot / Te praten zaten op een canapé / Het was in de nacht om een uur of twee – / Kwam plotseling haar echtgenoot / En schoot ons met zijn revolver dood.’
Deze passage komt uit het toneelstuk De hemelvaart der dwaze maagden dat Willem Frederik Hermans in 1946 schreef. Zijn biograaf dook het op in het archief van Hermans’ toenmalige vriend Adriaan Morriën. Op de presentatie van Otterspeers eerste deel van zijn levensbeschrijving werd het gisterenavond opgevoerd – ‘voor het eerst en vermoedelijk ook voor het laatst’, zei presentator van de avond Thomas van den Bergh. Begrijpelijk: het amusante stuk in twee bedrijven heeft weinig om het lijf, inhoudelijk noch stilistisch. De verwijzingen naar de naoorlogse actualiteit zijn nauwelijks meer te begrijpen.
Niettemin onderstreepte de wereldpremière dat het verschijnen van De mislukkingskunstenaar het literaire evenement van 2013 is. Dat bewees het gekrakeel al dat vorige week losbarstte – sommige Hermanskenners konden niet verkroppen dat Otterspeer een andere visie op hun geliefde auteur hebben of bleken niet in staat te accepteren dat ook een wetenschapper als deze biograaf foutjes maakt. Dat bewees het opleggen van een tweede druk nog voor de officiële presentatie. En dat bewees ook een meer dan afgeladen Rode Hoed in Amsterdam.
Van den Bergh beloofde het publiek een legendarische avond. Dat viel, afgezien van het curieuze toneelstuk, tegen. De biograaf werd lof toegezwaaid door een collega van Hermans (Tommy Wieringa: ‘werkelijk niets in het leven van Hermans wekt bewondering op’) en zijn uitgever (Henk Pröpper: ‘Je verbloemt niets, je geeft ons de totale Hermans’). En daarna sprak Otterspeer zelf over de man met wie hij sinds het aanvaarden van de opdracht in 2000 minstens één dag per week intens heeft samengeleefd.
‘In al die jaren is mijn bewondering voor Hermans’ werk enorm toegenomen’, zei Otterspeer, omdat de geoloog en would be-fotograaf in werkelijkheid van begin af aan al zijn kaarten op de literatuur had gezet. ‘En mijn kijk op de mens Hermans is complexer geworden. Hij kon teder zijn: toen zijn vrouw een miskraam kreeg, ging hij naar huis om alle sporen aan de zwangerschap uit te wissen. Om zo het leed te verzachten. Tegelijk maakte hij er genadeloze literatuur van: de scène in De donkere kamer van Damocles waarin Osewoudt zijn doodgeboren kind ziet, is op zijn eigen ervaring gebaseerd.’
Cruciaal voor Hermans leven was de zelfmoord van zijn zus Corry vlak na de Duitse inval van Nederland. De ontdekking van haar archief dat na de dood van Hermans’ vader in zijn handen kwam, was voor Otterspeer dan ook de belangrijkste. In de biografie maakt hij aannemelijk dat de schrijver zijn zus niet alleen haatte, zoals hij altijd beweerde, maar ook van haar hield als bondgenote in hun gezamenlijke strijd tegen hun ouders. Tegelijk was hij ook zonder die dood dezelfde schrijver geworden. ‘In zijn stukjes voor de schoolkrant staat al zijn hele wereldbeeld in de kern beschreven. Door de oorlog en de zelfmoord dacht hij: ik heb het niet alleen bedacht, het is wáár.’
Ook belangrijk voor Hermans was diens bezoek aan Brussel direct na de bevrijding van Nederland – al sprak Otterspeer daar gisteren niet over. Het boek opent met het hoofdstuk ‘Brussel 1945’ omdat dat verblijf van een maand het moment was waarop Hermans in één klap ontbolsterde. Jarenlang had hij noodgedwongen thuisgezeten. Hij deed weinig anders dan lezen en schrijven, maar hij kon daar niets mee. Tot de oorlog voorbij was en hij zich kon ontworstelen aan zijn ouders en beginnen aan zijn schrijverscarrière. De julimaand in Brussel was zíjn bevrijding.
Wel ging Otterspeer in op de kritiek dat zijn titel Hermans – misschien wel de grootste Nederlandstalig auteur van de twintigste eeuw – te veel associeert met mislukking. Hij duidt daarmee aan dat voor Hermans alles een mislukking was. Hij wou zo graag ‘alles’ dat ‘bijna alles’ per definitie tegenviel. ‘Maar dat is uiteindelijk geen allesverklarende aberratie waar zo veel biografen voor zwichten. Ik geef de feiten, ik doe niet aan psychologiseren. Ik vraag met deze titel de lezer alleen beleefd om samen met mij een bepaalde richting op te kijken.’
Dat De mislukkingskunstenaar niet de handzame biografie is geworden die Otterspeer voor ogen stond, kwam omdat hij tot vijftig jaar na Hermans dood als enige in het archief mocht. Als hij niet uitputtend uit brieven, agenda’s, aantekenboekjes en opgedoken manuscripten citeerde, zouden die teksten voor decennia verborgen blijven. Zonde. Onmiddellijk intervenieerde Carel van Eykelenburg van het Willem Frederik Hermans Instituut. Dat het archief zou sluiten is een misverstand, zei hij. Iedereen met een goed onderzoeksvoorstel kan zich bij het instituut melden– ‘bijvoorbeeld om een betere biografie te schrijven’, al was dat niet als sneer bedoeld.
Voorlopig moeten liefhebbers na het goed geschreven, degelijke en uitputtende De mislukkingskunstenaar een jaar wachten. Dan verschijnt deel twee van de biografie, die eveneens achthonderd pagina’s dik zal zijn en de rest van Hermans’ leven beschrijft. Het leidmotief daarin is wrok. Otterspeer gaat na of Hermans, naar aanleiding van een boek van Peter Sloterdijk over dit thema, zijn wrok creatief inzet – zoals de schrijvers uit de klassieke oudheid – of hem ophoopt zoals in de moderne tijd gebeurt. ‘Het antwoord zal zijn: beide.’
(Eerder verschenen op Knack.be, 28 nov)

Zie ook:

Geen opmerkingen: