zaterdag 9 november 2013

Interview: Claudia Schreiber over 'Haar vaste begeleider'

Het onderwerp van Haar vaste begeleider, de nieuwe roman van Claudia Schreiber, is verrassend. Na de succesvolle komedie Emma’s geluk, over een opstandige plattelandsvrouw die de liefde vindt als een terminaal zieke man per ongeluk op haar boerderij terecht komt, vertelt de Duitse schrijfster nu het verhaal van een vrouw die zich in de jaren tachtig van de vorige eeuw ontworstelt aan het verstikkende milieu van een strenge evangelische gemeenschap.
Wat beide romans uit een en dezelfde pen doet komen, is de aangename, opwekkende toon. Zo lichtvoetige als haar debuutroman is, zo treffend eenvoudig weet Schreiber in Haar vaste begeleider de moeilijke dilemma’s van Johanna Becher in woorden te vatten. De voormalige radio- en televisiejournalist bereikt dat effect door een mooie vondst: Johanna ervaart haar persoonlijke band met God letterlijk. God is voor haar een onopvallend mannetje met een wollen muts.
De eerste keer dat Johanna Hem ontmoet, is ze verrukt. Op het drukke station van Keulen is het kleine meisje haar vader kwijt. Opeens pakt Hij haar bij de hand. Als een vriendelijke helper brengt hij haar naar haar vader. Maar zo blijft Hij niet. Hoe ouder Johanna wordt, hoe dwingender haar begeleider. Hij was als een vriendelijke beschermengel, maar blijkt een dictator die haar oplegt hoe ze moet leven. Het kost Johanna uiteindelijk de grootste moeite zich weer van Hem te bevrijden.

Hoe komt het dat ondanks de lichte toon Haar vaste begeleider een zo veel serieuzer boek is geworden?
Emma’s geluk speelt op een boerderij, in een landelijk milieu. Daar mag het taalgebruik boers en grof zijn en de humor krachtig, het liefst over de grens van de goede smaak. De lichtheid van de taal moest de dood verjagen, tot hij niet meer te verjagen viel. Door mijn grappen vergeet je soms dat het in Emma’s geluk over leven en dood gaat. Maar aan het einde wordt de humor schaars. In Haar vaste begeleider is het andersom. Johanna’s wereld is aan het begin bitterernstig en verschrikkelijk benauwend. De lach blijft de lezer in de keel steken. Maar naar mate Johanna’s leven voortschrijdt, rekt haar wereld zich uit, en ontvouwt de humor zich: eerst opent hij slechts deuren, daarna hele ramen, om de benauwdheid van haar vrome wereld te luchten.’

U vindt beide boeken dus wel nauw verwant?
‘Ik schrijf graag over vrouwen die zich ondanks ongunstige omstandigheden ontwikkelen, die hun zelfstandigheid niet alleen moeizaam zoeken, maar ook op eigen kracht vinden. En ik schrijf graag over relaties, liefde, verlangen, om het leven te begrijpen. In geen geval zijn mijn verhalen van dit slag: vrouw ontmoet man op kantoor, tralala, dan spreken ze af, kussen, en dan komt er iets tussen, lost het misverstand zich op, blablabla. Ik wil volkomen ongewone verhalen schrijven, waarbij de lezeres of lezer zich in de ogen wrijft en afvraagt: wat gebeurt hier? Daarin zijn beide romans gelijk. Hoop ik.’

Wat zit er in het verhaal van Haar vaste begeleider dat u dacht: dít verhaal moet door mij worden verteld?
‘Ik kan deze begeleider goed, hij bleef mijn halve leven aan mijn zijde. Meer dan twintig jaar geleden heb ik een einde aan zijn aanwezigheid gemaakt. Toch achtervolgde deze scheiding mij lang. Men kan het zelfs liefdesverdriet noemen. Omdat ik dat allemaal weet, de Bijbel zo goed ken en zo lang daarover heb nagedacht, moest ik hier over schrijven. Op mijn manier.’

En net als Johanna gelooft u nog steeds in God?
‘Ja. Een geloofsleven, met bijbelstudie, gebed en kerkbezoek, heb ik niet meer. Maar in een prachtige kerk of in een mooi stuk natuur een lied aanheffen of zelfs in tweegesprek gaan, met wie dan ook, dat doe ik nu en dan wel.’

In Johanna's jeugd is God een behulpzame oom. Later wordt Hij een strenge man. Pas als Johanna Hem, voor een bijna-fataal ongeluk, aanroept, is het mogelijk om als twee
gelijken met Hem te praten. Moest Johanna Hem ‘doden’ om Hem te leren kennen zoals hij werkelijk is?
‘Hoe is Hij dan werkelijk? Niemand weet het, ieder maakt dat voor zichzelf uit. Hoe intiem is toch deze vraag van mensen naar God, niet? En ze kan nooit in zijn algemeenheid beantwoord worden. Ik weet niet, of het doodslag moet zijn, maar Johanna had geen andere mogelijkheid om zich van Hem te ontdoen. De pauze van Hem heeft haar hoe dan ook goed gedaan, vind ik.’

Gedraagt Hij zich dan vooral naar het beeld dat Johanna van Hem heeft geschapen?
‘Inderdaad. In mijn roman is Hij telkens wat Johanna zich van Hem voorstelt. Hij krijgt in iedere afzonderlijke levensfase een andere gedaante. Zo is hij beschermer, spelbederver, geliefde, stalker, maar ook eenmaal haar slachtoffer.’

Toch lijkt het alsof Johanna Hem op het laatst ziet zoals hij werkelijk is. Vermoeid. Als een God die afstand van de aarde neemt. Ziet u Hem zo?
‘Naar mijn idee wil Hij de gebruikelijke vader-kindrelatie niet meer laten voortbestaan, omdat Johanna zich daarom onzelfstandig gedraagt en zo veel angst voor Hem heeft. Hij wil geen offers meer, maar alleen liefde. En een gezonde liefde heeft afstand nodig. Deze mogelijkheid om enkel liefde te geven biedt Hij haar aan.’

In de Nederlandse context doet het verhaal van deze roman denken aan de literatuur van de jaren zestig. Auteurs als Maarten ‘t Hart en Jan Wolkers schreven hun gelovige opvoeding van zich af. Hoe plaatst u dit verhaal in de Duitse context?
‘In 1974 verscheen Gottesvergiftung (Godsvergiftiging) van Tilman Moser, die later door hemzelf ingekort en uiteindelijk teruggetrokken werd. Later volgden bevrijdingsverhalen van slachtoffers van andere fascistoïde systemen of hermetisch gesloten genootschappen (DDR-inwoners, Maoïsten, Jehova’s getuigen, enzovoorts) en altijd waren ze van het type: vroeger-later-nooit meer. Dat was mij – en ik hoop dat de lezer dat merkt – te weinig. Johanna stapt niet simpelweg uit de groep. Zij ontwikkelt zich en hoeft dat dan niet meer te doen. Ze heeft zich geëmancipeerd, ze kan afwegen, nu ze haar fundamentalistisch denken niet meer nodig heeft, of ze ervoor of ertegen is. Ze kan allebei. En: Hij ook.’

Haar vaste begeleider speelt in de jaren zestig tot tachtig. Hoe actueel is het verhaal van Johanna nu? Laten nog steeds kinderen hun jeugd verpesten door al te gelovige ouders?
‘Zeker, maar niet meer zo veel als vroeger. Maar: aangezien de in hun jeugd verpeste ouders zo graag géén regels, houvast en richting willen geven, verlangen zo veel van hun kinderen – als tegenreactie – daarnaar. Veel jonge mensen treden toe tot strenge gemeentes of splinterbewegingen, bidden als razenden, plaatsen zich weer aan een of andere ‘goede’ kant, vinden anderen weer ‘ongelovig’, enzovoorts enzovoorts. En in onze maatschappij gebeurt het weer: een strijd om culturen en geloven. Religieus fundamentalisme was zelden zo actueel als nu. Wie had dat twintig jaar geleden gedacht.’

U wilt, in het huidige moslimdebat, uw Westerse lezers een spiegel voorhouden?
‘We moeten niet uitsluitend andere aanklagen, maar moeten ons ook bekommeren om wat voor onze eigen deur gebeurt. Christelijk fundamentalistisch denken is alsof het tijdperk van de Verlichting nooit heeft plaatsgevonden. Als ik het theater bekijk, waarmee Amerikaanse evangelisten die evolutie loochenen of anderen hun preutse levenswijze opdringen, dan zijn hun hoofddoekjes onzichtbaar, maar wel aanwezig. Gelukkig zijn er maar zeer weinig christelijke strijders voor God of haatpredikers in kerken, en hopelijk blijft het bij deze weinigen. Alleen wie het onderscheid tussen een fundamentalistische koppigheid en een spirituele zoektocht erkent, kan andersgelovigen respecteren.’

Het einde van de roman is positief. Zonder te verklappen wat, doet Johanna een goede daad. Waarom? Voelde u niet de behoefte namens uw personages wraak te
nemen op Johanna’s vader? Of is het slot juist de cruciale scène van de roman: daar blijkt wat echte liefde is?
‘Allebei. Ja.’

Ligt hierin nog een verband met Emma’s geluk? Ook het slot van deze roman leest, ondanks de gruwelijke dood van Emma’s geliefde, als een pleidooi voor het goede.
‘Zou het anders moeten zijn? Kan ik een pleidooi voor het kwaad afsteken? Nee. Mijn romans zijn geen vergif, maar, zo goed als ik kan, een geneesmiddel of tenminste goed amusement.’

Johanna heeft een voorliefde voor Nederland nadat ze, tijdens het WK voetbal van 1974, Rob heeft ontmoet. U portretteert Nederland als het tegendeel van de strenge opvoeding die Johanna's vader haar geeft. Vrij en los. Waarom?
‘Johanna leeft in Keulen. Nederland is haar onmiddellijke buurland. Het land was voor haar eenvoudig om ‘over de grens te gaan’, de andere kant van de wereld te leren kennen. Het is een speelwei waarop zij te keer kan te gaan.’

U spreekt goed Nederlands. Kent u het land ook goed?
‘Ik heb in Nederland een afstudeerscriptie geschreven en toen de taal geleerd. Specifiek: ik heb het jeugdjournaal van de NOS bestudeerd en mijn bevindingen later voor de Duitse televisie toegepast. Sindsdien heeft de ZDF een eigen kinderjournaal. En naar Nederland ben ik altijd terug blijven komen. Ik bezoek vrienden of vermaak me heerlijk aan zee.’

Maar zo vrij en los als in uw boek is Nederland sinds enkele jaren niet meer. Het is niet meer het tolerante land waarvoor het zichzelf zo lang hield.
‘Voor mij is het nog altijd tolerant genoeg.’

U volgt ook nog steeds het Nederlandse voetbalelftal? U heeft hen ook gezien tijdens het laatste WK in Duitsland?
‘Natuurlijk heb ik Nederland op het WK gezien, helaas niet vaak.’

Wanneer zal Nederland eindelijk wereldkampioen worden? Johanna wil dat Hij Nederland de titel schenkt. Maar op de vraag wanneer wil Hij geen antwoord geven. Daarmee suggereert u: nooit.
‘Nee. De roman suggereert iets anders. Hij biedt Johanna, voor Hij vertrekt, een wonder aan. Een eenmalig wonder. En wat wenst zij? ‘Laat hen toch eenmaal wereldkampioen worden, die Hollanders’. Hij heeft dat niet tegengesproken, maar slechts vastgesteld dat dat zeer moeilijk zal zijn. Waarmee hij ondubbelzinnig gelijk heeft, toch? Het is tot nu toe nooit gebeurd. En wanneer het wel gebeurt, weet ik zelf helaas ook niet precies. Ik kan alleen aanmoedigen: hé bondscoach, jongens! Ik zal onvoorwaardelijk als talisman bij Nederland op de bank zitten, mocht het in 2010 de finale halen, goed? Vergeet mij niet.’
(2007)

Zie ook:

Geen opmerkingen: