woensdag 24 april 2013

Nop Maas, Bart Slijper en Wim Hazeu over de biografie (BOEK)


Drie biografieën van belangrijke Nederlandse schrijvers die onlangs verschenen – en drie keer een totaal verschillende aanpak. Wat moet in de ideale biografie staan? Hoe dik moet die zijn? Hoe aanwezig de biograaf zelf? Nop Maas, Bart Slijper en Wim Hazeu geven antwoord.

Laat de lezer zelf een etiket opplakken

De driedelige biografie van Gerard Reve telt 2372 bladzijden. Die van Willem Kloos 326 en die van Marten Toonder 736 – allen inclusief noten, register en bibliografie. Leidde Reve van deze drie dus het interessantste leven? Natuurlijk niet. Net zo min als de dikte de conclusie rechtvaardigt dat er van Kloos, die 75 jaar geleden overleed, het minste materiaal beschikbaar is. De omvang van de biografie is uitsluitend afhankelijk van de keuzes die de biograaf maakt. En die kunnen nogal verschillen.
Nop Maas wilde in zijn Reve-biografie zoveel mogelijk anekdotes, meningen en incidenten vastleggen omdat het materiaal anders verloren zou gaan. Nu zijn er nog ooggetuigen te spreken. Nu kunnen onbekende documenten van vernietiging door argeloze bezitters worden gered. ‘Ik vind dat het belang van Gerard Reve deze uitgebreide behandeling rechtvaardigt’, schrijft hij. En: ‘Ik veronderstel dat Reve’s niet aflatende inventiviteit, humor en provocaties de lezer geboeid zullen houden.’
‘Het probleem in Nederland is vaak dat na één biografie iedereen denkt dat het op is,’ zegt Maas in een nadere toelichting. ‘Dat niemand meer naar die persoon hoeft te kijken.’ Het zou daarom zonde zijn als veel verhalen daarom nooit meer in druk worden vastgelegd. ‘Door die encyclopedische opzet laat ik dingen toe die ik anders niet zou opschrijven. Ik gebruik ook met opzet de term “kroniek”. Voor een echte biografie zou ik meer weglaten, meer abstraheren. Misschien schrijf ik die ooit nog zelf.’

In schril contrast met Maas staat de keuze die Bart Slijper, biograaf van Kloos, heeft gemaakt. Slijper beperkt zich tot de jaren 1880-1893. Toen zette hij zich gepassioneerd in voor de literatuur die hij voorstond. Toen ging hij op in de allesverslindende liefdes. De jaren daarvoor was Kloos nog maar een jongen. En de laatste veertig jaar leidde hij een gezapig huwelijksleven, waarin hij zich als schrijver alleen maar herhaalde. Beide periodes konden daarom in zo’n tien pagina’s samengevat.
‘Ik volg de jaren tachtig zeer gedetailleerd,’ legt Slijper uit. ‘Als ik op dezelfde manier verder zou gaan, vergden de laatste veertig jaar ook tweehonderd bladzijden. Dat zou het boek een anticlimax geven. En als ik die periode samenvat in honderd bladzijden zou de stijlbreuk te groot zijn: van op de voet volgend naar samenvattend. Dat wilde ik niet. Ik wilde in de eerste plaats een sterk verhaal vertellen, dat ook mensen boeit die niet alleen letterkundige kennis willen opdoen.’
Slijper verzet zich tegen het idee dat in een biografie een vaste opzet moet hebben. ‘Mensen willen een biografie van Vasalis lezen omdat ze haar gedichten zo mooi vinden. In die behoefte wordt voorzien door een boek met veel feitjes op een rij. Het gaat er niet om of die biografie een mooi boek is. Door die aanpak is geen genre zo voorspelbaar als de biografie. Het zijn invuloefeningen. De stijl of een pakkende structuur wordt verwaarloosd.’

Hazeu schreef van deze drie de meest traditionele biografie. Het levensverhaal van Toonder is een levendige opsomming van alle relevante feiten. Hazeu begint bij Toonders ouders en zijn geboorte en volgt hem 93 jaar tot zijn dood in 2005. Alles lijkt er in te staan. Het verloop van zijn carrière, die door de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling komt. Zijn verhuizing naar Ierland. Maar ook zoiets triviaals als wie er sprak tijdens de begrafenis van Toonders vrouw.
‘Zoals in al mijn biografieën probeer ik de hoofdfiguur toe te lichten aan de hand van zijn geschiedenis, zijn artistieke geschiedenis, de maatschappij en de politiek,’ zegt Hazeu. ‘Zijn geschiedenis, dat is zijn herkomst: zijn familie. Zijn artistieke geschiedenis betekent in Toonders geval dat ik hem plaats in de geschiedenis van het Europese stripverhaal. En de maatschappij wil bijvoorbeeld zeggen: als in 1946 de reconstructie van de oorlogsjaren begint, hoe gaat hij daar mee om.’

Toch huldigen de drie biografen standpunten over de ideale biografie die sterk overeenkomen. Een biografie moet niet te dik zijn. ‘Voor mezelf hanteer ik een richtlijn dat achthonderd pagina’s het maximum is’, zegt Hazeu. ‘Ik wil gelezen worden. Ik zoek daarom een stijl en een structuur die niet in slaap wiegt. Daarom kies ik een rode draad – in Toonders geval voor de strips de Bommel-verhalen, omdat ik die belangrijker vind. Als ik ook honderd pagina’s wijdt aan Panda, ebt de spanning weg.’
Essentieel vinden ze alle drie dat de lezer geboeid blijft. ‘Het ligt voor de hand dat een biografie ook een tijdsbeeld geeft,’ zegt Maas. ‘Maar sommige biografen zetten het verhaal stil om twintig bladzijden uit te wijden over toenmalige ideeën over nationalisme. Zelf schets ik het tijdsbeeld liever met een paar sprekende details zodat het ongemerkt bij de lezer binnenkomt. Het was de tijd van Dutroux, schrijf ik als Reve’s partner Schafthuizen van pedofilie wordt beschuldigd. Meer niet.’
Alleen Slijper vindt dat de lezer boeien inhoudt dat de schrijver niet per se het héle levensverhaal hoeft te vertellen. ‘Kloos is vijftien jaar echt van invloed geweest. Het is dezelfde periode waarin hij zijn gepassioneerde verliefdheden beleeft. Het is een heel sterk verhaal met slechte afloop dat iedereen kan begrijpen. Als het leven daarna vervlakt, is het niet meer het verhaal dat ik heb verkozen te vertellen. Als je dat in drie pagina’s goed kan uitleggen, is dat voldoende.’

Alle drie willen ze ook geen biograaf zijn die te aanwezig zijn. Natuurlijk: met de gehanteerde rode draad en woordkeus stuurt de biograaf de lezer. Maar hamer het er niet in. ‘Ik ben geen psycholoog,’ zegt Hazeu eenvoudigweg. ‘Ik heb er geen verstand van, dus hoort het niet in mijn biografie thuis.’ Maas vindt dat een afstandelijke biografie ook interessanter blijft voor latere generaties. ‘Zij zullen minder geboeid zijn door mijn visie dan door de feiten van Reve’s leven.’
Slijper gaat nog verder. Hij wilde slechts een camera zijn die het leven van Kloos registreert. Hij laat contemporaine brieven, essays en kattebelletjes zo veel mogelijk het verhaal vertellen. Maar hij zegt ook: ‘In dit geval vertelde het materiaal het verhaal glashelder. Ik hoefde zelden dat verhaal stil te zetten om een klein college te geven. Maar hiervoor schreef ik over de dichter Bloem. Die werd lid van de NSB. Dan moet ik dat toch in een historisch perspectief plaatsen.’
Alle drie hopen ze dan ook dat de lezer zelf een beeld kan vormen van de gebiografeerde. ‘Je moet zelf geen etiket opplakken,’ zegt Maas. ‘Beter is het om een beschrijving te geven waarna iedereen thuis een etiket kan opplakken. Het is ook een grote fout dat het in een biografie altijd lijkt alsof iemands leven een eenheid is, terwijl het in werkelijkheid versplintert is en van toevalligheden aan elkaar hangt. Het is het failliet van het genre, maar tot op zekere hoogte doe je daar toch aan mee.’

Wim Hazeu - Marten Toonder. Biografie (736 p.) – De Bezige Bij, € 34,90, ISBN 978 90 234 7318 3
Nop Maas - Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven. Deel 3: De late jaren 1975-2006 (784 p.) – Van Oorschot, € 35,-, ISBN 978 90 282 4127 5
Bart Slijper - In dit gevreesd gemis. Het leven van Willem Kloos (326 p.) – Bert Bakker, € 24,95, ISBN 978 90 351 35291

Nog meer biografieën:

Geen opmerkingen: