vrijdag 30 november 2012

Taalnormen zijn onbekend, maar worden alom gebruikt


Hoe noteer je een datum? Hoe maak je een zakelijke brief op? En komt er dan na de aanhef – Geachte meneer – een komma of niet? De meeste mensen zullen doen wat hun goeddunkt, maar net als voor de spelling zijn hier officiële normen voor vastgelegd. Normen die in Nederland en Vlaanderen verschillen: in Nederland is er na de aanhef een komma wél verplicht, in Vlaanderen niet.
Zo geeft NEN 3162 richtlijnen voor het indelen en uitvoeren van getypte documenten. NEN 5050 bepaalt wat goed taalgebruik is in technische bedrijven zodat ook niet-vakspecialisten het kunnen begrijpen. En NEN 2132 geeft uitsluitsel over de correcte notatie van telefoon- en faxnummers. Vaak lijvige documenten zijn het, de uitgaven van het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI) en het Bureau voor Normalisatie in België (BNB) die de normen beschrijven.
Dat veel mensen zich niet bewust zijn van deze officiële normen is begrijpelijk. De normen zijn vaak lang geleden vastgesteld en worden zelden gewijzigd. NEN 3162 dateert van 1986 toen bedrijven allemaal nog typemachines hadden in plaats van computers. Alleen bij de introductie van iets nieuws worden normen weer ter hand genomen – zoals de gemeente Gent onlangs deed bij de vernieuwde huisstijl.
De verkoop van aan taal relateerde normen is ook ‘vrij weinig’, vertelt Werner Christiaens van BNB. ‘Zelfs van NBN Z 01-002 over de indeling van typen en documenten, de best lopende taalnorm, gaat het maar om paar tientallen per jaar.’ Edmund Timm van het NNI toont nog kariger cijfers: Van de acht NEN-normen die Taaladvies.net als bron gebruikt, zijn er in 2011 29 stuks verkocht. In 2010 zelfs maar acht.
De automatisering helpt het bewustzijn van de officiële normen evenmin. Documenten voor uitgaande post hebben een standaardopmaak in tekstverwerkingsprogramma’s. Pas wanneer een werknemer daarin rommelt merkt hij dat hij normen overtreedt. ‘Als de directie een bepaald document onder ogen krijgt dat niet klopt, wordt je daar zeker op aangesproken,’ zegt Ine Seyen van het Jessa Ziekenhuis in Hasselt.
(Gemaakt voor het taalproject van De Standaard en NRC Handelsblad, maar niet gebruikt. Zie onder andere hier en hier.)

donderdag 29 november 2012

DBNL lanceert grootste letterkundig lexicon van het taalgebied (Knack)


Wat is een gedicht? Maar ook: wat is een peripetie? De antwoorden zijn vanaf vandaag online te vinden in het gloednieuwe Algemeen Letterkundig Lexicon op de DBNL.

Het Algemeen Letterkundig Lexicon dat vanmiddag wordt gepresenteerd op de Dag van het Literatuuronderwijs in Rotterdam beschrijft maar liefst 4000 termen in 3000 lemma’s. Het naslagwerk bestrijkt een zo breed mogelijk terrein: van de klassieke retorica en metriek tot hedendaagse literatuurtheorie, van het theater tot de editiewetenschap, van de boekwetenschap tot een aantal verwante kunsten zoals de muziek – en nog veel meer.
De nieuwe toevoeging aan de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) is verrijkt met digitale mogelijkheden zoals verschillende zoekfuncties en links naar externe artikelen. Ook wordt het bestand voortdurend geüpdated en aangevuld. Er staan een aantal overzichtsartikelen en deel-lexica, over onder meer poëzie en verhaalanalyse, gepland. En er komt een zoekfunctie waarbij gebruikers vanuit de betekenis kunnen zoeken.
Het lexicon is gemaakt voor een zo breed mogelijk publiek: leerlingen van middelbare scholen, studenten, leraren, onderzoekers, critici, journalisten, uitgevers en wie er verder ook iets in wil opzoeken. De toekomstige toevoegingen zijn vooral bedoeld om de didactische mogelijkheden te vergroten.
Het Algemeen Letterkundig Lexicon dat gedrukt 2600 bladzijden zou tellen, is een voortzetting van twee bestaande lexica. Dat zijn het Lexicon van literaire termen uit 1980, waarvan in 2007 de achtste druk verscheen, en Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek dat een aantal neerlandici uit Amsterdam vijftien jaar geleden maakten en in 2002 in de DBNL is opgenomen. Beide naslagwerken kenden een grote overlap, maar vulden elkaar ook aan.
Het nieuwe Algemeen Letterkundig Lexicon is dan ook samengesteld door een redactieteam van vijf neerlandici die allen in het verleden betrokken waren bij een van de twee voorgangers: Gé van Bork, Dirk Delabastita, Rik van Gorp, George Vis en de in februari van dit jaar overleden Piet Verkruijsse. Het project is gefinancieerd door de Nederlandse Taalunie, de universiteit van Namen, de DBNL en uitgeverij Plantyn.
Tot slot: een gedicht is een tekst in verzen die een afgerond geheel vormt. En een peripetie is de beslissende wending ten goede of ten kwade in een klassiek drama.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 28 nov)

Een jaar geleden kreeg de DBNL beeld en geluid. Zie hier.

woensdag 28 november 2012

Mannentaal is informatief, vrouwentaal betrokken (De Standaard)


Mannen- en vrouwentaal is niet dezelfde. Nieuw onderzoek heeft dat nogmaals aangetoond. Maar de verschillen worden mogelijk wel kleiner.

Opleiding maakt uit. Leeftijd. Regionale afkomst. Maar niets is zo bepalend voor het taalgebruik als het geslacht. Dat ontdekte Karen Keune, die onlangs aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveerde op de analyse van het Corpus van Gesproken Nederlands, een databank van acht miljoen woorden. Mannen- en vrouwentaal vertonen een fundamenteel verschil.
Een Nederlander gebruikt andere woorden dan een Vlaming, legt Keune uit, ‘maar als je die geografisch-specifieke woorden eruit haalt, spreken beiden eigenlijk hetzelfde.’ Dat is anders bij mannen en vrouwen: hoe je de samples uit de databank ook bewerkt, steeds komen dezelfde verschillen naar voren.
Mannen gebruiken meer zelfstandige naamwoorden, vrouwen meer werkwoorden. Mannen hanteren meer weinig voorkomende woorden. ‘De meeste woorden die maar één keer in het Corpus voorkomen, zijn uitgesproken door een man,’ zegt Keune. ‘Vrouwen gebruiken weer vaker de tachtig meest frequente woorden. Vooral de woorden met weinig inhoud, woorden die de zin bijeenhouden of op communicatie zijn gericht, zoals “oh”’.
De verklaring hiervoor is dat mannen informatiever spreken. Zij praten om informatie over te dragen. Vrouwen houden meer rekening met hun gesprekspartner. Zij hanteren een meer betrokken taal.

De conclusies van Keune sluiten aan bij eerder onderzoek naar het verschil tussen mannen- en vrouwentaal. Agnes Verbiest heeft daar als hoofddocent taalbeheersing aan de Universiteit Leiden veel pionierswerk in verricht. Zij legde in haar werk een vergelijkbaar onderscheid bloot.
Juist Verbiest is sinds haar pensionering in 1999 gaan twijfelen over de verschillen. Onderzoek heeft ze er niet naar verricht, maar als ze de krant leest en televisie kijkt, krijgt ze sterk de indruk dat vrouwen en mannen steeds meer elkaars register kunnen bespelen.
‘Vrouwen wordt het toegestaan om de stereotypen van mannelijk taalgebruik over te nemen,’ legt ze uit. ‘Zij mogen stoer, kort, zakelijk, weinig empathisch praten. En andersom gebeurt het net zo goed. Mannen mogen invoelend en complimenteus zijn.’
De oorzaak is volgens haar simpel: vrouwen emanciperen. ‘Het taalgebruik was toegespitst op de toenmalige wereld. Vrouwen hadden de privéwereld, mannen de openbare wereld. Nu de beroepen zich mengen – mannen worden verpleegkundigen, vrouwen zitten in de Raad van bestuur – breidt hun repertoire zich uit.’
Alleen: de verwachtingen blijven daarbij achter. Een vrouwelijke directeur die niet praat als stereotype vrouw wordt in de media omschreven als bits of strak. En andersom: een man die een vergadering verlaat om zijn kleuters op te halen wordt niet meer bewonderd om zijn emancipatoire houding, maar bespot.
‘Verwachtingen lopen altijd achter bij de werkelijkheid. Maar ook dat verandert. Toen de dochter van Hanja Maij-Weggen bij haar installatie in de Tweede Kamer werd gevraagd wat ze van haar moeder had geleerd, zei ze: “dat ik er altijd netjes uit moet zien”. Twintig jaar geleden had een vrouw zo’n grapje niet durven maken.’
Mannen en vrouwen zijn zich ook bewuster geworden van de verschillen in taalgebruik. ‘Vrouwen zetten hun stereotype taalgebruik soms bewust in als dat nuttig is. In de verzorgingssector is hun meevoelende stem heel belangrijk. Maar als ze directeur willen worden, passen ze hun taalgebruik daarop aan. En mannen geven andere complimenten dan vrouwen, maar hebben inmiddels geleerd op het juiste moment ook empathische complimenten te maken: wat zit je haar leuk.’

Keune kan Verbiests redering goed volgen. ‘Als vrouwen minder thuiszitten en meer werken, leren ze het lexicon van de werksfeer aan. Ze zullen informatiever spreken dan bij een gesprek met de buurvrouw,’ zegt ze. ‘Hun spraak zal meer zelfstandige naamwoorden en weinig voorkomende woorden bevatten. ’
Toch denkt ze niet dat mannen- en vrouwentaal ooit exact hetzelfde zal zijn. ‘Ik denk dat het verschil ook genetisch is. Waarom hebben vrouwen anders in alle culturen dezelfde taak gekregen? Waarom is daar geen verschil in ontstaan? Daar moet een biologische verklaring voor zijn. Het is speculatief, maar dat lijkt me logisch.’
(Eerder gepubliceerd in De Standaard, 20 nov 2012. Gemaakt voor hetzelfde project als dit en dit artikel.)

dinsdag 27 november 2012

Gemakswinkelketen Bestseller blijft groeien in boeken (Boekblad)


Drie gemakswinkels heeft Pim Castrikum, eigenaar van de Bestseller-keten, sinds dit jaar in Amsterdam. Volgend jaar volgt een vierde. Zijn boekenassortiment groeit met zo’n vijftien procent per jaar.

De Bestseller-winkels komen voort uit een voormalig AKO-filiaal in de De Clercqstraat, dat Castrikum rond 2000 van zijn vader overnam. Die winkel heeft hij vergroot naar een winkeloppervlak van 160 vierkante meter. In 2004 kwam er een filiaal aan de Kinkerstraat bij, een klein half jaar geleden volgde een winkel in de Ferdinand Bolstraat. Toen hij vijf jaar geleden boeken begon te verkopen doopte Castrikum de winkels om in Bestseller.
Het kernassortiment van Bestseller is tabak, goed voor 35 tot 40 procent van de omzet, en tijdschriften. In 2011 kreeg Castrikum ook een Mercur voor Tijdschriftenretailer van het jaar. De boeken zijn inmiddels goed voor 20 tot 25 procent van de omzet. ‘Wij hebben zo’n vierhonderd- tot vijfhonderd titels uit diverse categorieën, inclusief een grote collectie Taschen-boeken. Daarbij kiezen we – de naam zegt het al – voor de bestsellers, de krenten uit de pap.’
Castrikum verklaart zijn succes uit een aantal factoren. Allereerst: het assortiment. ‘Ik hoor vaak mensen zeggen: prachtig, Scheltema aan het Koningsplein, maar ik word gek dat er zo veel staat. Wij maken voor hen een keuze uit het aanbod, dat wordt zeer gewaardeerd. Ook denk ik dat ik veel mensen aan het lezen krijg. De mensen die hier binnen komen, zijn geen doorgewinterde literatuurfreaks. Ze komen binnen voor de tabak of de wenskaarten en denken dan: hé, laat ik eens wat lezen.’
Daarnaast dragen de openingstijden bij aan het succes: ‘Wij zijn zeven dagen in de week tot negen uur ‘s avonds open. Men kan hier altijd binnenkomen om nog een cadeautje te kopen. Ook zitten alle drie de winkels in een hoekpand, zijn het heel toegankelijke winkels, heb ik goed personeel – vrolijke, serieuze mensen – en voelt de sfeer in de winkel prettig aan. In samenwerking met British-American Tabacco heb ik de winkels helemaal verbouwd. Jazzmuziekje aan, licht.’
De inkoop doet Castrikum zelf met zijn vrouw. De daarvoor benodigde kennis heeft hij eigenhandig verworven. ‘Deels door schade en schande: in het begin ging er ook wel eens een doosje naar de voetbalclub. Ik koop niet in met recht van retour, ik heb daarvoor in de plaats een hogere korting bedongen van 42 procent. Inmiddels weet ik wel dat Geert Mak of Niccolò Ammaniti goed lopen, maar ik check mijn aanbod nog wel bij Selexyz, Bruna, Ako.’
E-readers verkoopt Bestseller niet. ‘Ik heb er vertrouwen in dat papieren boeken nog een tijdje goed doorlopen. Op vakantie in Zuid-Frankrijk zag ik maar één e-reader, zo snel gaat het dus nog niet. Ik snap ook niet dat de AKO en Bruna de reader zo hard de markt in rammen. Dan help toch mee aan de versnelling van de digitale ontwikkelingen? AKO zal best een paar digitale spullen verkopen, maar uiteindelijk zullen meer gespecialiseerde partijen die dat beter kunnen, die markt overnemen.’
Mocht het toch anders lopen, dan is Castrikum flexibel. Dat noemt hij ook zijn grote voordeel ten opzichte van grotere gemaksketens. ‘Als boeken minder wordt, hef ik drie meter op en ga ik andere cadeau-artikelen voeren. Je moet alleen goed je oren en ogen ophouden. Daarom heb ik ook geen drie ijskasten meer staan nu de Albert Heijn hier vlakbij tot laat open is. Ook kan ik beter inkopen omdat ik lokaal kan zien wat mijn klanten willen. AKO koopt gelijk voor alle filialen in het hele land in.’
Voor de nabije toekomst zet Castrikum in op groei. Hij heeft zijn oog laten vallen op een winkelpand in de binnenstad en kijkt rond in andere wijken net buiten het centrum waar zijn kapitaalkrachtige potentiële klanten zitten. ‘Ik heb een high end concept. Ik richt me op tweeverdieners die net kinderen hebben gekregen. Mensen die genoeg geld hebben om af en toe een boek te kopen. Amsterdam Zuidoost heeft geen zin als vestigingsplek.’
Ook heeft Castrikum, na maanden knutselen op zijn zolder (‘een heidens karwei’), sinds een paar weken een webwinkel gelanceerd, waar hij onder meer 500.000 boeken te koop aanbiedt. Reclame maakt hij er nog niet voor. Daarvoor kwam de site te laat gereed, onder meer door het faillissement van zijn leverancier Libridis. Dat komt nu na de Kerst. ‘De bedoeling is om dan ook te gaan bezorgen. Wie in Amsterdam om half negen een mailtje stuurt, kan zijn bestelling een half uur later nog krijgen.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 23 nov 2012)

maandag 26 november 2012

P.F. Thomése, 'Het bamischandaal' (BOEK)


J. Kessels: the novel werd een instant cultklassieker. Nu is er het vervolg Het bamischandaal. De uitgeverij promoot de roman onder het motto: ‘niet heter, wel beter’. Dat klopt.

De fantasie schiet hopeloos op hol

Ergens halverwege Het bamischandaal foetert P.F. Thomése – hoofdpersoon en schrijver van deze roman – zijn personage Bernadette van Rooij, toeristengids in Shanghai, uit. ‘We zijn op zoek naar J. Kessels.’ Dáárom zijn hij en Peer Sonnemans naar China afgereisd, niet om achter haar kont aan te fietsen. En dan staat er: ‘Dit is literatuur, dit gáát ergens over. De vraag is alleen: waarover? Onder de goede inzenders wordt een reisje naar Shanghai verloot. Mogen ze daar zelf kijken hoe of het zit. Een auteur hoeft zijn lezer niet alles voor te kauwen.’
Dat klinkt verleidelijk. Een reis naar Shanghai – waarvoor je alleen maar hoeft te verzinnen waar Het bamischandaal in essentie over gaat. Hopelijk mogen recensenten ook meedoen en wil de auteur deze bespreking beschouwen als mijn inzending.
Het bamischandaal is het vervolg op de hilarische ‘road novel’ J. Kessels: the novel uit 2009. Om dat te benadrukken begint Thomése de roman op exact dezelfde wijze: hij wordt opgebeld door een volkse, hem onsympathieke kennis waarna hij zich onwillig mee laat slepen op reis. Was dat eerst naar het Hamburg van dood bier, vettige snacks, derderangs voetbal en goedkope porno, nu is dat het China van de bami (die ze in Tilburg-Noord veel lekkerder opbakken), ondoorgrondelijke wijsheden en volstrekt inwisselbare inwoners. Hij hoopt daar J. Kessels, ontvoerd door een schone van de afhaalchinees, terug te vinden.
Thomése heeft Het bamischandaal alleen geschreven omdat hij er zichtbaar zo’n ontzettend plezier aan heeft beleefd. Al die clichés over het Oosten, domme Brabanders en besnorde Duitse homo’s die hij kan uitvergroten. De kolderieke situaties die hij schaamteloos aan elkaar plakt. De steeds hernieuwde poging om een zo ranzig mogelijke seksscène te schrijven. De taal, die hij – kwistig strooiend met alliteraties – laat schmieren zoals in het Nederlandse taalgebied alleen Tom Lanoye dat kan. Het is een genot om te lezen. Of beter: om zelf in gedachten hardop voor te dragen.
Ook het vernuftige spel met feit en fictie is weer knap. Voortdurend hamert Thomése erop dat zijn personages echt bestaan – J. Kessels, de columnist bij het Eindhovens Dagblad, maar ook de fotograaf / gids Frans Schellekens, Peter ‘Peer’ Sonnemans en Bernadette van Rooij – en dat hij geen greep heeft op de echt gebeurde loop der dingen. Tegelijk benadrukt hij even hard de fictie van zijn verzinsel door als schrijver juist wél in te grijpen. Net als Tolstoj kan hij irritante bijfiguren simpelweg uit beeld laten verdwijnen. En als schrijver zou hij wel gek zijn om niet zo veel mogelijk van bil te gaan met die lelijke, maar o zo geile Bernadette.
Toch zou het niet bij Het bamischandaal passen om er alleen op te wijzen dat het gewoon een sequel is – hoe fantastisch geschreven ook. Thomése’s gegoochel met de literaire waarde van het boek inspireert om zelf de meest idiote thema’s te bedenken waarover het boek eigenlijk gaat. Wil Het bamischandaal bijvoorbeeld niet bewijzen dat niemand zo’n levendige verbeeldingskracht heeft als een geile man? Thomése – het personage, niet de auteur – hoeft maar te horen dat een hem onbekende vrouw zo’n lekkere reet heeft of zijn fantasie schiet hopeloos op hol.
Of is de roman, nog meer dan J. Kessels: the novel, een ode aan de vriendschap? Thomése reist voor zijn vriend zelfs naar het einde van de wereld – ook al heeft hij zelf niet voor het ticket betaald. En als Thomése, aan het einde van de geslaagde zoektocht naar zijn kompaan, de kans krijgt om zelf de liefde te bedrijven met dienst Chinese afhaalgodin, hoeft het voor hem niet meer. Wat stelt zo’n neukpartij nou helemaal voor vergeleken bij een avondje rustig bier drinken, sigaretje roken en country & western luisteren in een aftands flatje in Tilburg-Noord?
Maar serieus nu. Met een vervolg moet een schrijver altijd oppassen. De verrassing is eraf, waardoor je harder moet werken om de afgestopte lezer toch mee te krijgen. Dit keer is Thomése dat gelukt. Ik heb weer regelmatig hardop gelachen en herhaaldelijk Thomése’s meesterschap over de taal bewonderd. Maar een derde keer zal het hem waarschijnlijk niet lukken. Het is dus te hopen dat de auteur niet voor de verleiding bezwijkt om nog meer proza te wijden aan J. Kessels, over wie hij naast twee romans ook al een aantal korte verhalen schreef. Laat het nu mooi genoeg zijn.

P.F. ThoméseHet bamischandaal (272 p.) – Atlas-Contact, € 16,95, ISBN 978 90 204 1345 8 (ppb), € 21,95, ISBN 978 90 204 1365 6 (geb.)
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2012)

Zie ook:

zondag 25 november 2012

Des roman français: Jean Rouaud, 'De beloofde vrouw'


Prix Goncourt-winnaar Jean Rouaud heeft met De beloofde vrouw (La femme promise, schitterend vertaald door Marianne Kaas) een levendige en veelzijdige roman geschreven. Het thema is even eenvoudig als gecompliceerd: de liefde. Rouaud laat een toevallige gebeurtenis uitgroeien tot een diepgaande liefdesgeschiedenis. Een man, gekleed in een duikerpak, komt aangifte doen van zijn gestolen auto bij de gendarmerie van een klein Normandisch dorp. Hem rest niets dan het kikvorspak dat hij aan heeft. Naast hem staat een vrouw aan de balie die ook aangifte doet: haar huis is tijdens haar afwezigheid leeggehaald door een stel vandalen.

Hij maakt van de gelegenheid gebruik om, nu hij haar aandacht heeft, een geïmproviseerd nummertje ten beste te geven door op dat moment, als in een opwelling, aan degene tegenover hem te vragen of deze misschien een schaar te leen heeft. De gendarme reikt hem aan wat hij bij de hand heeft. Is dit wat? Iets anders heeft u niet? zegt de Mensenzoon, bij het zien van de kinderschaar met ronde punten, en aangezien de ander zegt dat het graag is of niet, begint hij moeizaam het van zwemvliezen voorziene deel van zijn vinnen, die hij op de balie had gelegd, af te knippen, zodat er, terwijl allen toekijken, een paar rubberen sloffen overblijft dat hij haastig over zijn voeten schuift. Dat bespaart me de eendenpas, mompelt hij voor zich uit, maar niet helemaal.

Zowel deze Daniel als de vrouw, Mariana, zijn berooid en beiden ook op zoek, zoals al snel duidelijk wordt. Daniel is niet alleen zijn auto kwijt, in Parijs is door zijn echtgenote de huur opgezegd van hun appartement en zij is met medeneming van werkelijk alles (zelfs de lichtschakelaars) met de noorderzon vertrokken.
Ze zijn op een dood punt in hun leven beland. Alleen, los van elke verplichting en nu ook nog eens verlost van hun aardse bezittingen. Zijn ze op zoek naar dat wat men liefde noemt?
Hun levens tot nu toe kunnen ze niet zomaar achter zich laten, ze nemen de ervaringen en gebeurtenissen mee en moeten die zien te verenigen. Bovendien komen ze erachter dat ze elkaar mogelijk al eerder ontmoet hebben. Zij, beeldend kunstenares, heeft zich, na een verblijf in Amerika, nu teruggetrokken in het landhuis waar haar familie vroeger vakantie vierde. Hij woonde als kind in hetzelfde dorp, bij zijn opa die fietsenmaker was. Zijn moeder overleed op jonge leeftijd, zijn vader was vertrokken. Het oude huis van zijn opa wordt zijn nieuwe onderkomen.
Hoewel het verhaal om twee personen gaat, buitelen de perspectieven over elkaar heen: een min of meer alwetende verteller, de ‘hij’ van Daniel, een ‘wij’ die alles van dichtbij volgt als een camera op een filmset met een voice-over, de ‘ik’ van Mariana en de ‘ik’ van Yvonne Moineau, de vrouw bij wie Daniel als kind veel over de vloer kwam en die zich nu weer over hem ontfermt. Bovendien steekt ook de auteur nog eens zijn hoofd om de hoek, bijvoorbeeld om een variatie op het verhaal te maken.

De auteur, die uiteraard van de gelegenheid gebruikmaakt om, zoals de restaurateur van een beschadigd fresco, de hiaten in het verhaal op te vullen, heeft zo zijn eigen interpretatie. Zich baserend op de verontwaardigde opmerking van mevrouw Moineau, stelt hij zich voor dat…

Die gedachte wordt vervolgens uit de doeken gedaan om daarna terzijde te worden geschoven. Net als de auteur geeft ook ‘wij’ commentaar en probeert de opkomende verhouding van Mariana en Daniel te beïnvloeden, maar het verhaal ontwikkelt zich onverstoorbaar: de liefde laat zich niet leiden of sturen, zij gaat, komt en brengt mensen op haar eigen manier bij elkaar. En dat dat niet zonder slag of stoot hoeft te gaan, ondervinden ook Daniel en Mariana. Ze hebben de nodige hobbels te nemen, soms bestaande uit door henzelf opgeworpen bezwaren en twijfels, soms uitvloeisels uit een ver verleden. Maar langzaam aan groeit de relatie en lijken ze te vinden waarnaar ze op zoek zijn.
De meanderende stijl, met dan weer zinnen van een halve pagina, dan weer enkele woorden, geeft het geheel vaart. Gedachtekronkels, indirecte redes, intervallen met commentaar vanaf de zijlijn: het is alsof de lezer door allerlei steegjes en pleintjes kriskras het verhaal volgt. Postmodernistisch? Weer eens wat anders dan de vaak kale droge zinnen van veel hedendaagse literatuur. Mij beviel het uitstekend.

zaterdag 24 november 2012

Een sollicitatiebrief kan nog altijd het best goed gespeld zijn (NRC Handelsblad / De Standaard)


Niet iedereen gebruikt een spellingchecker,’ zegt Bianca Elshout, recruiter van het Diaconessenziekenhuis in Leiden, met gevoel voor understatement. ‘Voor sommige mensen die solliciteren naar facilitaire functies is het schrijven van een brief al een uitdaging. Laat staat dat die goed gespeld is.’
De ervaring van Elshout staat niet op zichzelf. Iedereen in Nederland en Vlaanderen die brieven van werkzoekenden onder ogen krijgt, verbaast zich regelmatig over de blunders. Flagrante d/t-missers. Woorden met drie medeklinkers achter elkaar. De elementairste spellingregels worden regelmatig overtreden.
Voor zover wervers het kunnen inschatten is het niveau alleen maar beroerder geworden. ‘In de leeftijd tot 24 jaar is de kwaliteit echt slechter’, meent Rick Kessels, accountmanager van uitzendbureau Pro Industry in Breda.
Mogelijk komt dat door de oprukkende gewoonte om via Twitter op een vacature te reageren, veronderstelt Elshout. ‘Als je snel reageert, neemt het aantal spelfouten ook snel toe. Zelfs in een kort bericht van 140 tekens.’
En dan is het misschien nog erger dan recruiters denken. De meesten nemen niet de moeite te controleren of ieder woord correct is geschreven. Electrabel is een uitzondering. De Vlaamse energieleverancier grijpt bij twijfel wél naar het Groene Boekje.
Doorslaggevend zijn spelfouten alleen echter als foutloos schrijven belangrijk is voor de functie. ‘Voor functies waarbij iemand veel verslagen moeten maken, nodigen we een slechte speller niet uit,’ zegt Ine Seyen, medewerker werving & selectie van het Jessa Ziekenhuis in Hasselt. Electrabel nodigt bij gelijkwaardige cv’s de beste speller uit.
Toch weegt het spellingsniveau altijd mee, denkt Kessels. ‘Onze klanten in de technische sector vragen absoluut niet om spellingsvaardigheden. Maar zelf let ik er altijd op, omdat de mensen die wij bemiddelen later een meer administratieve functie kunnen krijgen. En omdat hun niveau in het algemeen slechter is. Ik nodig de slechtste briefschrijvers nog uit, maar regelmatig blijkt dat ze dan ook mondeling slecht communiceren.’
(Eerder in ingekorte versie gepubliceerd in NRC Handelsblad en De Standaard, beide op 21 nov 2012. Het stuk is voor dezelfde serie bijlagen gemaakt als deze.)

vrijdag 23 november 2012

Na zestig jaar verzamelen wordt Komrij’s bibliotheek geveild (Knack)


Veilinghuis Bubb Kuyper brengt aanstaande dinsdag een eerste selectie uit de bibliotheek van Gerrit Komrij onder de hamer. De veiling was Komrij’s laatste wens.

Een eerste druk van James Joyce’s Finnegan’s Wake uit 1939, die de Portugese dichter Vitorino Nemésio ooit aanschafte – met het originele stofomslag dat slechts een aantal heel kleine scheurtjes vertoont. De uiterst zeldzame anthologie van homoseksuele gedichten Men and boys van E.M. Slocum uit 1924. Een gesigneerde Mark Twain. De Engelstalige gedichten van Pessoa in zijn eigen uitgave. Brieven van Gerard Reve. Eerste drukken van Jan Frans Willems.
Al deze schatten – en nog vele, vele meer – zijn vanaf vandaag tot en met zondag in te zien bij het veilinghuis Bubb Kuyper in Haarlem. Ze komen uit de tot de nok toe met boeken gevulde woning van Gerrit Komrij, die afgelopen zomer overleed aan de gevolgen van een slopende ziekte. Aanstaande dinsdag worden ze geveild. En dan is het nog maar de eerste selectie die het veilinghuis heeft gemaakt uit de naar schatting vijftigduizend banden tellende bibliotheek.
Het kan niet anders of de catalogus van de veiling wordt in de toekomst zelf een collectors item. Komrij zou in ieder geval gelukkig worden van het idee, blijkt uit de vorige week verschenen bundel Halfgod verzamelaar waarin al zijn stukken over boeken bijeen zijn gebracht. Herhaaldelijk zingt hij daarin de lof van de veilingcatalogus als bron van begeerte naar nóg meer en nóg zeldzamer boeken. Hij las ze nog liever dan de boeken zelf.
Komrij was van jongs af aan gegrepen door het boek als object. Ook al groeide hij op in het afgelegen Winterswijk in een gezin waarin nauwelijks gelezen werd: hij greep iedere kans aan om boeken – donderde niet waarover – in huis te halen. Hij leende alle boeken uit de bibliotheek. Hij struinde alle marktkraampjes af. En omdat hij geen geld had, stal hij ze met tientallen tegelijk bij boekhandel Albrecht. Iedere nieuwe aanwinst beschreef hij nauwkeurig in zijn bibliografie.
Die drift naar méér boeken is daarna nooit meer overgegaan, schrijft Onno Blom in het nawoord bij Halfgod verzamelaar. Komrij spendeerde zo veel geld in antiquariaten, veilinghuizen, boekhandels en later op internet dat hij geregeld in geldnood kwam. ‘Als boekenliefhebber met een schrijverssalaris ben je altijd drie kwartier van je faillissement verwijderd’, zei hij daar zelf over. Maar het verklaart ook waarom hij meer dan veertig jaar zo ontstellend hard heeft gewerkt.
Van iemand die zo ernstig heeft geleden aan ongeneeslijke bibliofilie, kan je alleen maar een uitgebreide, exquise verzameling verwachten. Daarbij legde Komrij zich weinig beperkingen op. Oscar Wilde, populaire negentiende eeuwse lectuur, Zuid-Afrikaanse poëzie, boeken over boeken, Multatuli en natuurlijk erotica en scatologie – op al deze terreinen heeft Bubb Kuyper louter hoogtepunten in de aanbieding. Zo lijkt het althans.
Dat Komrij’s in decennia opgebouwde collectie nu uit elkaar valt, zal hem postuum niet deren. Integendeel. ‘De veiling is een kortstondig feest van Opstanding’, schreef hij al in 1985. In plaats van de stilte waarmee een collectie overgaat naar een nabestaande of instantie prefereerde hij het rumoer en de openbaarheid van een veiling, omdat alle boeken – ongeacht onderwerp of prijs – voor eventjes tot leven komen en daarna onderdeel uitmaken van een nieuwe bibliotheek.
Komrij zou dan ook niet beter eer kunnen worden aangedaan dan dezer dagen de kijkdagen bij Bubb Kuyper te bezoeken. En bij wijze van bidprentje: de veilingcatalogus aan te schaffen. Het liefst had Komrij daarin nog een aantal items van persoonlijk commentaar voorzien. Der Zee-Vaert Lof van Elias Herckmans met originele ets van Rembrandt, bijvoorbeeld. Of de eerste druk van Rimbauds Les Illuminations. Maar daar was hij helaas al te ziek voor.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 22 nov 2012)

Zie ook de postume publicatie van Komrij, een recensie van zijn laatste roman De loopjongen, een bespreking van zijn essays over kunst en een dubbelinterview met Joost Zwagerman en Gerrit Komrij.

donderdag 22 november 2012

Een Vlaming blijft herkenbaar als hij in Nederland woont (NRC Handelsblad / De Standaard)


De Vlaamse schrijver Ivo Victoria maakt zich geen illusies. Na tien jaar Amsterdam hoort iedereen nog altijd direct dat hij geen Nederlander is. ‘In het slechtste geval houden ze me voor een Brabander.’  Toch is zijn taalgebruik verhollandst. ‘In 2002  wilde ik principieel Vlaams blijven praten. Dat was onmogelijk vol te houden. Op mijn werk begrepen ze me gewoon niet. Daarna begon het Hollands er in te sluipen: je en jij in plaats van ge en gij, “nou”, uitdrukkingen. En nu vragen vrienden in Vlaanderen of ik al een Nederlands paspoort heb aangevraagd.’

Voormalig televisiemaker en schrijver Jef Rademakers weet niet beter of hij krijgt commentaar op zijn uitspraak. In Hilversum ‘lachte de technicus me uit om mijn zachte g’, in Brasschaat – waar de geboren Brabander ruim twintig jaar woont – blijft hij eeuwig de Nederlander. ‘Ik bestel twee schelletjes hesp in plaats van twee plakken ham, maar iedereen hoort dat ik geen Vlaming ben. Mijn dochters die hier op de lagere schoolleeftijd kwamen met hun Gooise r, hebben perfect Vlaamse leren praten. Maar vanaf een bepaalde leeftijd lukt dat niet meer.’

Directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest en Vlaming Jan Raes hoort het ‘meer dan honderd keer per jaar’: dat Nederlands zo graag Vlaams horen praten. ‘Ik ben het beu dat te horen, maar je kan het een ander niet kwalijk nemen dat hij dat graag hoort. Het is ook zachter.  Zelf hoor ik van mijn persoonlijk assistente dat ik directer en strakker ben gaan praten, maar ik ga geen harde g gebruiken. Ik kan het wel, om mijn kinderen aan het lachen te krijgen, maar in het openbaar doe ik het niet. Dan hoor ik dat ik niet mezelf ben. Wel vermijd ik automatisch zo veel mogelijk Vlaamse uitdrukkingen. Dat is efficiënter.’

Directeur Hans Willem Cortenraad van Centraal Boekhuis is in Nederland blijven werken, maar zijn collega’s ontgaat het niet dat hij al een decennium even boven Antwerpen woont. ‘Tijdens teamvergaderingen wordt er af en toe hardop gelachen omdat ik een Vlaams woord gebruik of iets met een Vlaamse tongval zeg. Dat is er onbewust ingeslopen. Andersom bestel ik in België een pintje in plaats van een biertje, om het onderscheid te maken met een toerist uit Nederland, maar ik waag me niet aan een Vlaams accent. Dat zou eerder vreemd overkomen dan authentiek.’

(Eerder - nog verder ingekort - gepubliceerd in De Standaard, 19 nov 2012, en NRC Handelsblad, 20 nov 2012, in het kader van hun gezamenlijk project 'Mijn taal & ik')

woensdag 21 november 2012

Aharon Appelfeld - 'De man die niet ophield met slapen' (BOEK)


De band met het verleden

De man die niet ophield met slapen, uit de gelijknamige roman van de Israëlische auteur Aharon Appelfeld, is eigenlijk een jongen. Nog geen zestien is Erwin als hij onophoudelijk slapend direct na de Tweede Wereldoorlog door Joodse vluchtelingen wordt meegevoerd naar Napels. Ook als hij daarna helpt het nieuwe Israël op te bouwen, is hij soms twee dagen achter elkaar onder zeil.
Het slapen is uiteraard allegorisch. In zijn dromen is Erwin terug in de wereld die hij voorgoed heeft moeten achterlaten. Het dorpje in de Karpaten. Zijn kleurrijke ooms. Zijn ouders met wie hij hele gesprekken voert. Waar de andere slachtoffers van de Holocaust worstelen met hun verleden – sommigen verdringen het, anderen zijn verbitterd – kan hij zo wel een band met vroeger onderhouden.
Gaandeweg ontdekt de jongen echter een andere manier om het verzonken rijk van zijn jeugd vast te houden. Door een Hebreeuwse Bijbel over te schrijven, aanvankelijk om de taal te leren, verbindt hij zich met de spirituele grondslag van Israël en ontdekt hij zijn toekomst. Terwijl hij als schrijver in zijn droomwereld kan verblijven, kan hij tegelijk het nieuwe vaderland dienen. Omdat zijn lotgevallen die van iedereen zijn, kan hij optreden als de woordvoerder van zijn landgenoten.
Deze symbolische betekenis dringt Appelfeld nooit op de voorgrond. Maar zoals bij zijn inspiratiebron Kafka wordt de lezer vanaf de eerste bladzijde aangespoord daarnaar te zoeken. Eigenlijk is dat ook de enige manier om De man ... te lezen. Want een wervelend verhaal is de roman niet, die voornamelijk bestaat uit herhaalde ontmoetingen met allerlei lotgenoten om zo de verschillende manieren van verwerking te tonen.

Aharon AppelfeldDe man die niet ophield met slapen (232 p.), oorspronkelijke titel Ha-ish she-lo pasak lishon, vertaling Kees Meijling – Anthos, € 19,95, ISBN 978 90 414 2149 4
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2012)

dinsdag 20 november 2012

Meer vertalingen in Amerika dankzij Amazon (Knack)


Het aantal literaire vertalingen in Amerika loopt weer op dankzij een verrassende uitgeverij: AmazonCrossing. De enige vertaalde Vlaamse auteur in 2012 is Patrick Conrad.

Ieder jaar waren het er wéér minder – vertaalde romans, thrillers, poëzie- en verhalenbundels die in Amerika op de markt komen. In 2010 verschenen er 317 boeken uit 39 talen op een totaal van circa 325.000 nieuwe titels (inclusief uitgaven in eigen beheer, exclusief e-boeken). Maar de trend lijkt gekeerd. In 2011 kwamen er 370 vertalingen uit en voor dit jaar staat de teller al op 385, volgens de database van blogger en uitgever Chad Post.
Een belangrijke oorzaak van de stijging is Amazon. De internetretailer in wiens naam termen als ‘marktmacht’ en ‘commerciële reus’ resoneren, zet zich sinds tweeëneenhalf jaar – helemaal aan het begin van de opmars van het bedrijf als uitgeverij – in voor kleine literaire uitgaven uit de hele wereld. In mei 2010 richtte Amazon de imprint AmazonCrossing op. Na de Dalkey Archive Press, al sinds jaar en dag befaamd op dit gebied, heeft deze zich ontwikkeld tot de belangrijkste uitgeverij van vertalingen. Vorig jaar verschenen er 17 nieuwe titels, dit jaar al 25.
De eerste uitgave van AmazonCrossing was Le roi de Kahel van Tierno Monénembo, waarvoor de Frans-Guineese schrijver in 2008 de Prix Renaudot had gekregen. Daarna volgden onder meer de Spaanse Rosa Montero, de Oostenrijker Tomas Glavinic en de Turkse Perihan Magden en opmerkelijk veel IJslandse schrijvers: Vilborg Davidsdottir, Victor Arnar Ingolfsson, Ragna Sigurdardottir en anderen.
De inzet van Amazon is niet verrassend gezien hun jarenlange sponsoring van organisaties als het Center for the Art of Translation en PEN America’s Translation Fund. Aan de andere kant: 80 tot 85 procent van alle vertalingen verschijnen bij kleine zelfstandige uitgeverijen, stichtingen of university presses. De grote uitgeverijen wagen zich er nauwelijks aan vanwege het gebrek aan perspectief op winst. Een gerespecteerd literair huis als Knopf komt in 2012 maar tot vijf titels. En dat zijn dan nog de grootste namen zoals Michel Houllebecq en Marie Ndiaye.
Of Amazon geld verdient met AmazonCrossing is de vraag. Bestsellers zijn geen van de uitgaven geworden – ondanks de ondersteuning op de eigen site. Het bedrijf zegt zijn uitgavebeleid mede te baseren op feedback van klanten en ‘andere data’ van alle filialen wereldwijd. Dat suggereert dat Amazon weet waar het mee bezig is. In ieder geval is de imprint nog niet opgedoekt. Als er al twee jaar onafgebroken geld bij moet, zou een commercieel bedrijf als Amazon dat zeker hebben gedaan.
De Nederlandstalige literatuur profiteert vooralsnog niet van de gestegen belangstelling in Amerika voor buitenlandse auteurs. Vorig jaar kwamen vertalingen uit van Tessa de Loo, Cees Nooteboom en de anthologie Dedalus Book of Flemish Fantasy Dit jaar volgden Amsterdam Stories van Nescio, Ceasarion van Tommy Wieringa, De handelsreiziger van de Nederlandse Cocaïnefabriek van Conny Braam en – de enige Vlaamse schrijver in 24 maanden – Patrick Conrad.
De thriller No sale verscheen afgelopen juni bij de Britse uitgeverij Bitter Lemon Press, die het ook in Amerika distribueert. De vertaling van Starr, waar Conrad in 2007 de Diamanten Kogel voor kreeg, is volgens Crime Time een ‘amusante, verleidelijke, film-gekke roman’. Booklist oordeelde dat ‘Raymond Chandler [dit boek] zou waarderen.’ En de klanten op Amazon gaven het boek gemiddeld een 3,8 op 5. Op de bestsellerlijst van Amazon staat No sale momenteel op 1,693.330. 
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 19 nov 2012)

maandag 19 november 2012

Boekhandel Doomen in Eindhoven failliet (Boekblad)

Boekhandel Doomen in het Eindhovense winkelcentrum Woensel is op 30 oktober door de rechter in Den Bosch failliet verklaard. Omdat eigenaar Harry Werter niet langer geloofde dat de winkel winstgevend kon worden, besloot hij begin van die maand de stekker eruit te trekken.

Doomen was sinds tweeëneenhalf jaar eigendom van Brigitta BV, een volle dochter van de Lisette Wertergroep. Werter dacht de verliesgevende winkel weer gezond te maken door de kosten omlaag te krijgen. Met de grote organisatie achter zich zou dat moeten lukken, dacht hij. Toch gingen de kosten maar ‘iets’ omlaag. Met name de huur van 90.000 euro per jaar bleek een blok aan het been: de verhuurder was niet bereid mee te bewegen met de omzet, die sinds de overname 25 procent is teruggelopen.
Werter heeft Oomen proberen te redden door de winkel vorig jaar een facelift te geven en weer kantoorartikelen aan het assortiment toe te voegen. Dat mocht niet baten. ‘December was vorig jaar de eerste goede maand van 2011, maar in januari, februari en maart was de omzet weer –25 procent,’ zegt Werter. ‘Er moest een ton per jaar bij om de winkel overeind te houden. En om dan nog drie jaar zo door te gaan – want zo lang duurde het huurcontract nog. Begin oktober begon ik met de uitverkoop.’
Liquidatie van de winkel was geen optie vanwege de problemen met de verhuurder. ‘Maar alle leveranciers heb ik een brief gestuurd en keurig betaald. Alleen met Libridis heb ik voor zo’n 10.000 euro een conflict vanwege het faillissement. Ook het personeel heeft alweer ander werk Een van de vier was van de Lisette Werter Groep en werkt daar weer. De enige die er flink bij indraaien zijn mijn persoonlijke holding en de Lisette Werter Groep. En de verhuurder.’
Volgens Werter zou er in het winkelcentrum Woensel naast een Bruna, Primera en Witte Boekhandel plaats moeten zijn voor een boekhandel. Ooit was die er ook: toen de voorvorige eigenaar Joost Oomen de afgelopen maand zich meldde met het idee om de winkel eventueel zelf voor te zetten, ‘schrokken we van elkaars omzet’, zegt Werter. ‘Ik van zijn omzet in 2005/6: zo’n acht ton. Hij van mijn omzet in de afgelopen jaren: bij ongewijzigd beleid zouden we in 2012 op 430.000 euro uit zijn gekomen.’
Werter is al de tweede die de tanden heeft stukgebeten op boekhandel Oomen. ‘De winkel is overgenomen van Han Nelissen en Hubert van Belois,’ vertelt Werter. ‘Toen Van Belois onlangs failliet ging zei hij nog in Boekblad dat de winkel in Eindhoven een enorme miskoop was en dat hij die met verlies heeft doorverkocht. De winkel draaide zo slecht dat dat hem dit jaar uiteindelijk zijn ondergang heeft gekost.’
De Lisette Werter Groep, gespecialiseerd in de handel in schoolboeken en -artikelen, blijft nadrukkelijk buiten dit faillissement. Eerder dit jaar sloot de groep al boekhandel De Geus in Breda. Toen zei algemeen directeur Joan Peerdeman dat het de laatste algemene boekhandel van de groep was. Oomen rekende hij echter niet mee, omdat de boekhandel via dochterbedrijf Brigitta BV volledig los stond van de groep. Nu zijn echt alle boekhandels van de groep afgestoten.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 nov 2012)

Boekhandels sluiten ook in Steenwijk en Maarssen.

zondag 18 november 2012

Noordwijk vergeet Henriëtte Roland Holst niet (Knack)


Wat als kleine plaatsen hun interesse verliezen in de schrijvers die er ooit hebben gewoond? Auteurs als Henriëtte Roland Holst zouden hopeloos vergeten zijn.

Veel spullen hebben de tentoonstellingsmakers niet bij elkaar weten te brengen. Een schilderij van haar flink besnorde vader. Een pennenset met – helaas grondig schoongemaakt – inktpotje. Een originele brief uit 1949, waarvan het breekbare handschrift verraadt dat de dichteres niet meer de jongste was. En natuurlijk een stapeltje foto’s en dichtbundels.
Toch straalt de liefde af van de expositie over leven en werk van Henriëtte Roland Holst-van der Schalk die nog tot en met 31 december is te zien in de openbare bibliotheek van Noordwijk. Deze indertijd beroemde schrijfster en internationaal befaamde socialiste is toch maar mooi geboren en getogen in dit dorp bij de zee, op tien kilometer van Leiden.
Van 1869 tot 1895 woonde Roland Holst in De Lindenhof. De notarisdochter groeide op in dit herenhuis aan het Lindenplein, waar sinds haar honderdste geboortedag een borstbeeld staat, gemaakt door Bertus Sondaar, waarop ze ingetogen, een tikkeltje somber de verte in staart. ‘Ruik ik de reuk der bloesemende linden (...) dan glijdt een vroeger zoet over de tong,’ dichtte ze later over het plein.
Uitgerekend dit afgelegen dorp bleek ideaal om zich te ontwikkelen als dichteres. In 1890 betrok Albert Verwey een kapitale villa bij Noordwijk. Nadat Henriëtte hem twee gedichten had laten lezen, stimuleerde de Tachtiger haar daarmee door te gaan. Hij introduceerde haar bij Frederik van Eeden en Herman Gorter. Later debuteerde ze in De Nieuwe Gids, het lijfblad van de Tachtigers.
Nadat haar vader en zus in Leiden verdronken bij een noodlottig ongeval, had Henriëtte weinig meer te zoeken in het dorp. In 1895 verhuisde ze met haar moeder naar Hilversum, een jaar later huwde ze de beeldhouwer Rik Roland Holst en Noordwijk zakte uit haar geheugen tot ze, na de Tweede Wereldoorlog, haar memoires optekende in Het vuur brandde voort.
Deze memoires is een van de titels die de bibliotheek uit de magazijnen heeft gehaald. Net als haar bundels Sonnetten en verzen in terzinen geschreven uit 1896 en Opwaartsche wegen uit 1907. Het bibliotheeklid met belangstelling kan ze lenen. Maar de boeken zien er zo oud, versleten en ook ongelezen uit dat je nauwelijks kan voorstellen dat iemand dat doet.
Dan liever de succesvolle biografie van Elsbeth Etty Liefde is heel het leven niet, die De Gouden Uil voor non-fictie won en herhaaldelijk is herdrukt. In dat boek, waarvan een aardige stapel beschikbaar is, maakt Etty duidelijk wáárom het werk van Roland Holst weinig de moeite waard is. Te veel van wat zij was een verwoording van haar socialistische idealen. Stond in het teken van haar politieke strijd.
Maar ook dat maakt weinig uit. Noordwijk koestert Henriëtte Roland Holst – of haar werk nu wordt gelezen of niet. De dichteres is, samen met Albert Verwey, Margriet de Moor en tegenwoordig Susan Smit, de literaire roem waarop de plaats kan bogen. Dat laten de Noordwijkers zich door niemand ontnemen. Integendeel: naast de expositie, komen er lezingen, een gedichtenwedstrijd en een app met een literaire rondwandeling.
De woonplaats is de laatste barrière tegen de definitieve vergetelheid.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 16 nov 2012)

Zie bijvoorbeeld ook Hamme en Filip de Pillecyn.

zaterdag 17 november 2012

Reviana blijven geliefder dan Kousbroekiana



Burgersdijk & Niermans in Leiden veilde deze week een deel van de bibliotheek van de twee jaar overleden stadsgenoot Rudy Kousbroek. Ik was erbij op de avond waarop kon worden geboden op de boeken in de categorieën Nederlandse en vertaalde literatuur. Als je één conclusie kunt trekken dan deze: er bestaan geen Kousbroek-verzamelaars.
Dat iets in het bezit is geweest van de essayist: het maakt het boek op geen enkele wijze begeerlijker. Dat een collega er een opdracht voor Kousbroek in heeft geschreven, zoals Doeschka Meijsing die bijna haar hele oeuvre, gesigneerd en wel, aan hem cadeau heeft gedaan: het zal wel. Kousbroek leest men hooguit – er is genoeg verkrijgbaar, nieuw en tweedehands – niemand dweept met hem.
De meeste belangstelling ging uit naar de tijdschriften en vroegste publicaties van de Vijftigers, waar Kousbroek nauw bij betrokken was. Een incomplete stapel exemplaren van Braak ging weg voor het dubbele van de richtprijs (600 euro). Maar: aan De Slegte, die meer Vijftigers-publicaties kocht. Die moeten hun uiteindelijke verzamelaar dus nog vinden.
Ook Reviana blijken onverminderd in trek. Begin jaren tachtig was Kousbroek een tijdje goed bevriend met Gerard Reve, vooral uit die periode bezat hij enkele zeldzame uitgaven met opdracht. Een eerste druk van Werther Nieland ‘voor Sarah [Hart] en Rudy’ die Reve blijkbaar nog had liggen, ging weg voor het dubbele van de richtprijs (180 euro).
Opvallend vond ik de minstens zo grote belangstelling voor Karel van het Reve. Drie essaybundels, waaronder het exemplaar van Uren met Henk Broekhuis waarin Kousbroek correcties noteerde, werden afgeslagen op 200 euro. De richtprijs was 80 euro. Voor een stapel van 21 boeken van en over Karel van het Reve had een bieder 140 euro over. Hiervoor was de vraagprijs 75 euro.

vrijdag 16 november 2012

Annelies Verbeke - 'Veronderstellingen' (BOEK)


Veronderstellingen vormen de mens

Wat weet je van andere mensen – zelfs als je je leven met hen deelt? Als Patsy in ‘Rigor mortis’ met Bart naar een feestje gaat van een vriend van hem, denkt ze hun verhouding te kennen. Bart sloot vriendschap toen hij zijn patiënt was. Hij maakt grappen over hem. Maar eenmaal bij hem thuis, blijkt Bart meer genegenheid voor hem te voelen dan Patsy had verwacht. Met heftige jaloezie als gevolg.
Patsy is een van de personages in Veronderstellingen, de nieuwe verhalenbundel van Annelies Verbeke, die op het verkeerde been wordt gezet door haar eigen aannames. In haar geval ondervindt ze daar schade van, maar het omgekeerde gebeurt net zo goed: Emmy vindt in ‘De vrouw met de baard’ eindelijk zelfrespect en vertrouwen als ze de veronderstelling loslaat dat ze zich om haar afwijking moet schamen.
De bundel heeft een mooie, want niet te nadrukkelijke thematische samenhang over de invloed van de hypothese waarmee iedereen zijn leven inkleurt. De samenhang wordt versterkt doordat hoofdpersonen uit het ene verhaal bijrollen krijgen in andere verhalen. De Bart van Patsy is dezelfde Bart die een relatie had met de verpleegster met de baard. Daardoor begrijp je zijn optreden in ‘Rigor mortis’ beter.
De meeste van de vijftien verhalen zetten je op een slimme manier aan het denken. Soms zou je alleen willen dat Verbeke haar onmiskenbare humor iets meer in toom houdt. Een directeur van een horecadecoratiebedrijf die Henny Verhasselt heet – dat is zo kolderiek dat het verhaal te veel een platte grap wordt. Of is dat alleen de veronderstelling over wat goede literatuur is waarmee ik een boek opensla?

Annelies VerbekeVeronderstellingen (192 p.) – De Geus, € 18,95, ISBN 978 90 445 2374 4
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2012)