maandag 4 juni 2012

Ellen Heijmerikx - 'Wij dansen niet' (BOEK)


In haar tweede roman Wij dansen niet schetst Ellen Heijmerikx het archetypische lot van een onschuldig kind aan wie haar ouders een onwrikbaar geloof opdringen. Het onvermijdelijke einde grijpt je bij de strot.

Goedbedoelde cadeaus verdwijnen direct in de vuilnisbak
Het is niet toevallig dat het woord ‘zonde’ voor de eerste keer valt op pagina 60 van Wij dansen niet, als de familie van Janne in aanraking is gekomen met twee schimmige, maar charismatische broeders uit Scandinavië. ‘Eerst leer je het verschil zien tussen goed en kwaad en daarna leg je alles wat kwaad is af’, prediken ze gepassioneerd. ‘Dat doe je uit, zoals je een jas uitdoet. Dan word je een nieuw mens. Een mens zonder zonden. Een zegen voor je omgeving.’
Tot die tijd bestond dat begrip niet in het gezin. Vader, moeder, oudere broer IJze en de negenjarige Janne hadden eind jaren vijftig een keurig, burgerlijk bestaan onder de rook van de Hoogovens. Natuurlijk: de ouders tobben over de vraag of ze het financieel kunnen bolwerken en broer en zus maken ruzie zoals broers en zussen dat altijd doen. Maar er is ook alledaags geluk. Van de radio en IJze’s singeltjes van Dorus (‘Twee motten’) tot de gezellige dagen, ravottend op het land of bij opa Bos.
Met de introductie van de zonde in hun leven is het snel gedaan met alle pleziertjes. Het begint onschuldig: Janne mag haar jurk met strikken niet aan. Maar al gauw wordt alles wat verboden is door God – of beter: wat verboden is door de broeders die Gods woord interpreteren – radicaal uit Janne’s leven gebannen. Haar barbie verdwijnt in het vuur. Het contact met familieleden die niet meegaan in de bekering wordt verbroken. Hun goedbedoelde cadeaus verdwijnen direct in de vuilnisbak.
In Wij dansen niet concentreert Heijmerikx zich op Janne. Daardoor blijft voor de lezer net zo onduidelijk waarom haar ouders zich van lauwwarme protestanten bekeren tot zo’n fanatieke sekte. Ze geeft wel hints: de onvrede en onzekerheid over haar vaders werk of de behoefte aan een religieuze vervoering die de dominee niet kan bieden. Maar ze slaagt er met haar beknopte verteltrant onvoldoende in de volwassen lezer tussen de regels meer kennis dan haar hoofdpersoon te geven.
Het gevolg daarvan is een gebrek aan authenticiteit. Heijmerikx (1963) weet waarover ze praat: ze groeide zelf op in een gezin dat zich had aangesloten bij de geloofsgemeenschap van de Noorse Broeders. In haar bekroonde debuut Blinde wereld beschrijft ze de uittreding uit dit geloof en de gevolgen ervan. Maar omdat ze de bekering weinig aannemelijk maakt, voelt het alsof ze voor haar tweede roman een willekeurige keuze heeft gedaan uit de catalogus van mogelijke onderwerpen en thema’s.
Daar staat tegenover dat een aantal in zijn eenvoud mooi beschreven scènes de tragiek van Janne pijnlijk duidelijk maakt. Aanvankelijk accepteert ze de keuze van haar ouders niet alleen, ze begroet hem ook. Haar broer houdt op haar te pesten. De harmonie in het gezin lijkt gegroeid. Als haar vervolgens om offers wordt gevraagd, pleegt ze die. Ze vraagt er zelfs om ‘getuchtigd’ te worden: harde klappen met een ijzeren pollepel  – de kindermishandeling waar de Noorse Broeders berucht om zijn.
Het contrast met de houding van IJze maakt Janne’s overgave des te schrijnender. Hij lijkt met toenemende onverschilligheid alleen maar zijn tijd uit te zitten – zodra hij oud genoeg is, zal hij het geloof verlaten. Hij weigert uit te kijken naar de doop in ‘dat vieze vijvertje’. Scherp ziet hij in dat ‘gewoon goed doen’, zoals de niet-bekeerde opa Bos doet, voldoende zou moeten zijn – zonder Gods goedkeuring te verlangen. Dat dat een breuk met zijn ouders betekent, is iets waar hij nog niet bij stil staat.
Dat Janne zo psychisch wordt ‘verminkt’, zoals Heijmerikx het onomwonden verwoordde in interviews na verschijnen van de roman, blijkt uit haar gedrag tegenover degene over wie zíj macht kan uitoefenen: de dieren. Ze knipt de staart af van haar goudvis. ‘Je bent best een lieve vis. Alleen die staart, dat is opsmuk’, zegt ze. Ze tuchtigt het moederkonijn dat haar eigen kroost opeet. ‘Je krijgt tien tikken voor alle keren dat je lelijk hebt gedaan tegen je jongen.’
Het zijn stuk voor stuk treffende vooruitwijzingen naar het afschuwwekkend slot dat, in weerwil van het al te geconstrueerde plot, aankomt als een mokerslag.

Heijmerikx, Ellen - Wij dansen niet (192 p.) - Nieuw Amsterdam, € 16,95, ISBN 978 90 468 1059 0

(Eerder gepubliceerd in BOEK 4. 2012)

Geen opmerkingen: