dinsdag 26 juni 2012

Argentijnse gevangenen richten uitgeverij op (Knack)


Iedereen kan een uitgeverij beginnen. Dus ook gevangenen, bedachten Liliana Cabrera en Silvina Prieto in hun Argentijnse cel.

Het hoofdkantoor van Ediciones Me Muero Muerta is gevestigd in blok 31 van de vrouwengevangenis Ezeiza nabij Buenos Aires. De uitgeverij geeft sinds december vorig jaar poëzie en korte verhalen uit geschreven door gevangenen. Geen reguliere publicaties, maar bibliofiele uitgaven in de Argentijnse traditie van de ‘editoriales cartoneras’: met handgemaakte kartonnen omslagen. Pas als binnenkort de eerste e-boeken volgen kan een breder publiek kennismaken met deze teksten.
De geschiedenis van Me Muero Muerta – letterlijk: ‘ik sterf de dood’, maar in het Argentijns-Spaans een kreet à la ‘de max’ – begon met een schrijfworkshop in 2008, die Cabrera initieerde om haar lotgenoten in aanraking te brengen met betere literatuur. Als gevangenisbibliothecaresse ergerde ze er zich mateloos aan dat alle vrouwen alleen maar zelfhulpboeken en romantische fictie leenden. Zelf was ze toen net in de gevangenis beland, vermoedelijk vanwege drugshandel.
De schrijfworkshop was zo’n succes dat al snel een eigen tijdschrift en een website volgde. En sinds een half jaar dus een uitgeverij. Ook Cabrera (1980) zelf, die uitgeefdirecteur van Me Muero Muerta is geworden, heeft daar al een poëziebundel uitgegeven: Bancame y punto (Behelp je met mij, punt), dat volgde op het elders verschenen Obligado Tic Tac (Het onvermijdelijke geluid van de klok). Prieto publiceerde een verhalenbundel.
‘Het is een eer om dit te doen,’ zei Cabrera, die nog tot 2017 vast zit, tegen het persbureau NAN. ‘Het is een manier om de buitenwereld te laten zien wat je hier binnen kunt doen, om de logische vooroordelen af te breken die iemand kan hebben. Ook is het een manier om mijn lotgenoten te tonen dat je projecten voor de toekomst kunt hebben.’ Volgens Cabrera moest de gevangenisdirectie aanvankelijk lachen om het plan, maar werd haar uiteindelijk geen strobreed in de weg gelegd.
Cabrera en Prieto zijn niet de eerste die vanuit de gevangenis schrijven. De bekendste is wereldwijd markies de Sade, die De 120 dagen van Sodom schreef in de Bastille, enkele jaren voor die werd verwoest. In Vlaanderen greep Roger van de Velde halverwege de jaren zestig ‘in een radeloos verzet tegen de wanhoop’ naar de pen. Zijn in verschillende gevangenissen geschreven oeuvre leverde hem in 1970 de Arkprijs van het Vrije Woord op. Maar De Sade en Van de Velde gaven hun werk niet zelf uit.
De afgelopen jaren zijn ook verschillende pogingen ondernomen nieuwe literair talent te vinden in Vlaamse gevangenissen. In 2001 publiceerde De Brakke Hond teksten van gevangenen die zij onder begeleiding van onder meer Erik Vlaminck, Stefan Brijs en Walter van den Broeck hadden geschreven. In 2009 kregen 7000 gevangen een schrijfboekje met vijf opdrachten van Creatief Schrijven en de Bond Zonder Naam. P-Magazine publiceerde toen de beste column.
Helaas kunnen de meeste gevangen gehouden auteurs helemaal niet schrijven. In landen als China, Turkije en Syrië zitten er honderden vast om wat ze hebben geschreven. Het Writers in Prison Committee van PEN registreert jaarlijks zevenhonderd tot negenhonderd nieuwe gevallen. Iedere lokale PEN-Club maakt zich sterk voor een aantal van hen. Voor PEN-Vlaanderen zijn dat Naziha Rjiba, Mohammed Abbou, Zheng Yichun, de redactie van Agos (Turkije), Mehmet Bakir en Déo Namujimbo.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 25 jun 2012)

Geen opmerkingen: