donderdag 3 mei 2012

Joost Zwagerman is aanwezig

Er was een tijd dat Joost Zwagerman synoniem stond voor postmodernisme. Wie over Zwagerman schreef, zei er altijd bij: de postmoderne auteur. Hij was de schrijver die gretig hoge en lage cultuur vermengde, ongegeneerd speelde met literaire verwijzingen en citaten van anderen, naar hartenlust verschillende stijlen door elkaar gebruikte en zich bij voorkeur liet inspireren door de actualiteit.
Zelf hielp de op 18 november 1963 in Alkmaar geboren auteur graag mee dit beeld in stand te houden. Hij ventte zijn literair credo stellig en vastberaden uit. Zelfs over de Zwagergids, een blaadje dat hij op negenjarige leeftijd samenstelde uit foto’s en teksten uit de VARA-gids, zei hij: ‘Ik annexeerde, plagieerde en componeerde – misschien was ik wel de jongste postmodernist van Nederland.’
De reputatie was niet ten onrechte. Toen de Nederlandse poëzie in de jaren tachtig van de vorige eeuw hermetisch en verstild hoorde te zijn, toonde Zwagerman durf, vitaliteit, fantasie en vrijheid. In Langs de doofpot (1987) en De ziekte van jij (1988) mengde hij vrolijk Vijftigers-idioom en anti-hermetiek met woordspelletjes, alledaagse tussenwerpsels, ludieke neologismen en stijlbreuken.
Ook in zijn proza verrijkte hij het echte leven dat hij beschreef – de losbandige, van cocaïne verzadigde kunstenaarsscene in de jaren tachtig in Gimmick! (1989), de wereld van de prostitutie in Vals licht (1991) en de buitenwijken en allochtone gemeenschappen in De buitenvrouw (1994) – met literaire verwijzingen, samples en commentaren die Zwagermans belezenheid verraadt.
Sommige kwaadsprekers deden zijn werk af als overschrijverij, maar Zwagerman heeft zich er nooit iets van aangetrokken. Hij knipte en plakte erop los. Hij recyclede, parodieerde, kopieerde, flirtte met intertekstualiteit, citeerde, gapte, plagieerde, grabbelde en bovenal: hij had plezier. Dat lees je aan al zijn werk af: dat de auteur met plezier achter zijn bureau heeft zitten schrijven.

Tegenwoordig is postmodern niet meer het vanzelfsprekend epitheton voor Joost Zwagerman. Lees de biografie op de eigen site van de schrijver. Nergens valt het p-woord. De schrijver legt de nadruk op essayistiek. Meer dan de auteur van Gimmick!, zijn belangrijkste roman, of Roeshoofd hemelt, zijn belangrijkste dichtbundel, is hij de auteur van beschouwende stukken geworden.
Ook dat is niet ten onrechte. Wie het recente werk van Zwagerman voor de geest haalt, denkt: de lijvige essaybundel Transito die werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 2007. De gedreven columns voor NRC Handelsblad. Het pamflet De schaamte voor links. Of de bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 200 essays, dat in het najaar 2008 verschijnt.
Zijn meest opvallende eigenschap als essayist is zijn talent voor bewondering. In veel stukken over popmuziek, literatuur en beeldende kunst schrijft hij met aanstekelijk enthousiasme over zijn helden: kameleontische artiesten, schrijvers die de flirt met seks, drugs en rock-’n-roll verliezen, kunstenaars die met totale overgave durven te stelen van hun voorgangers. Van Andy Warhol tot Madonna.
Naarmate hij langer actief is als essayist, verbreedde hij zijn onderwerpkeuze aanzienlijk. Zo schreef hij in Door eigen hand uitputtend over zelfmoord en analyseerde hij in De schaamte voor links de onmacht van de progressieve elite om een antwoord te geven op de problemen van deze tijd. In zijn columns, die hij alweer tien jaar schrijft, snijdt hij steevast de brandende kwesties van het moment aan.
De Gouden Ganzenveer is voor hem ook vooral een bekroning voor deze ontplooiing, zei hij in Boekblad.

Bij deze gedaantewisseling als schrijver is één constante. Zwagerman is aanwezig. Hij verstuurt niet vanuit zijn ivoren toren proza, poëzie en beschouwingen de wereld in. Hij verlaat geregeld zijn werkkamer om zijn oeuvre te verdedigen en te promoten en hij neemt nadrukkelijk stelling – of het nu gaat om een protest tegen de navelstaarderij in de Nederlandse letteren of de verwarring bij links.
Al direct nadat in 1984 zijn eerste verhalen verschenen in literaire tijdschriften als Tirade, De Revisor en Optima en twee jaar later De Arbeiderspers zijn debuutroman De houdgreep publiceerde, roerde Joost Zwagerman zich. Hij schreef ‘het meestbelovende debuut sinds jaren’ (Vrij Nederland). Hij was ‘de kroonprins van de Nederlandse literatuur’ (De Tijd). En de wereld mocht weten wat hij vond.
Als dichter wierp hij zich op als woordvoerder van de Maximalen die zich in 1988 presenteerden. Namens jonge dichters als René Stoute en Arthur Lava proclameerde hij in ‘Het juk van het grote Niets’ de toekomst van de Nederlandse poëzie. Hij verwierp de tegenstelling tussen anekdotische en hermetische poëzie en pleitte voor een poëzie die ‘krachtig en vol lawaai, ronkend en licht vandalistisch is’.
Ook als romanschrijver veroorzaakt Zwagerman veel rumoer. Na de grootse presentatie in Paradiso van Gimmick!, een vrolijke avond met Hans Liberg en Soviet Sex, schreef De Groene Amsterdammer dat ‘de Veronica-sound de literatuur was binnen gemarcheerd’. De gedetailleerde beschrijving van de seks, drugs en roll-’n-roll in het Amsterdamse kunstenaarsmilieu maakte van de roman een schandaalsucces.
In het drie jaar later verschenen Vals licht, later verfilmd door Theo van Gogh met in de hoofdrol Amanda Ooms en Ellik Bargai, werd televisiepresentator Ron Brandsteder herkenbaar geportretteerd als hoerenloper. ‘Die olijke presentator met zijn vette grijns en o zo spontane geintjes’, in Zwagermans beschrijving, was not amused toen roddelbladen de fictie voor werkelijkheid presenteerden.
Maar om het rumoer zelf, is het de schrijver nooit te doen geweest. Zwagerman is een serieus auteur. De literaire kwaliteit staat voor hem voorop. Dat bewees hij door in de tweede druk van Vals licht de Brandsteder-passage te herschrijven. De ophef leidde te veel af van waar het boek echt om draait. Ook de verwijzing naar het hoerenbezoek van Sting moest sneuvelen.

Met zijn inzet, zijn stellingname in het publieke debat en rumoer dat hij wist los te maken, bereikte Zwagerman wel waar hij als negenjarig jongetje van droomde. Hij groeide uit tot de meest gelezen auteur van zijn generatie. Op zijn veertigste verjaardag, maakte de uitgeverij bekend, stond de teller – exclusief vertalingen in onder meer het Duits, Frans en Japans – op 800.000 verkochte exemplaren.
Het is een lezersschaar die Zwagermans postmoderne proza en poëzie én zijn fascinerende essays verdienen.

(Eerder gepubliceerd in de uitgave Gouden Ganzenveer 2008)


Zie ook:
- Joost Zwagerman en Gerrit Komrij in gesprek over kunst
- Joost Zwagerman, 'Alles is gekleurd'

Geen opmerkingen: