vrijdag 16 maart 2012

Interview Nico Dijkshoorn: 'Aan echte vrienden schrijf je geen brieven' (Bibliotheekblad)


Nico Dijkshoorn schreef dit jaar het Boekenweekessay Verder alles goed. Het is geen traditioneel essay over het thema ‘vriendschap en ongemakken’, maar een verzameling van 28 soms erg grappige brieven geschreven door de fictieve, neurotische Scheut. De voormalig medewerker van de Openbare Bibliotheek Amstelveen en huisdichter van De Wereld Draait Door verzet zich niet tegen de sluiting van zo veel bibliotheekfilialen. ‘Dat is marktwerking.’ [Voor het Boekenweekgeschenk van Tom Lanoye zie hier.]
Kijkt u uit naar de Boekenweek?
‘Jazeker. Maar ik zit midden in het pr-stuk van mijn roman Nooit ziek geweest en midden in mijn theatertour met Leon Verdonschot. Het is komende weken dus niet zo anders als vorige weken. Ik cross nog steeds door het land. Gelukkig met mijn eigen auto, die arme Lanoye [auteur van het Boekenweekgeschenk] heeft een chauffeur. Ik moet er niet aan denken. Rijden met een chauffeur is net als rijden met een taxi’s: ik heb het gevoeld dat je toch wat moet zeggen tegen zo’n man en dan begin ik vanzelf te kwekken.’

Begon dat verheugen al toen u werd gevraagd voor het essay?
‘Helemaal niet. Ik was net begonnen aan mijn roman toen Mizzi [van der Pluijm], de baas van mijn uitgeverij, me opbelde en vertelde dat ik het essay mocht maken. Mijn eerste reactie was: nóg een boek erbij? Vaak heb ik ook niets met het thema. Maar toen het vriendschap bleek te zijn, dacht ik: nu doe ik het wel. Ik wist ook dat de roman over mijn vader loodzwaar zou zijn om te schrijven. Het leek me prettig er direct achteraan een luchtig boekje over vrienden te schrijven. En Nooit ziek geweest en het essay hebben veel met elkaar te maken.’

Heeft u het idee dat de CPNB dacht: een essay over vriendschap, dat kan alleen Nico Dijkshoorn schrijven?
‘De CPNB heeft vooral gedacht: wie heeft er lezers tussen de 10 en 95, zeg ik als ik heel cynisch ben. Maar serieus: ze waren oprecht enthousiast. Er lopen daar fans rond. De directeur Eppo [van Nispen tot Sevenaer] is geloof ik een liefhebber van mijn werk. En ik denk dat ze wel iemand wilde die een groter publiek aanspreekt.’

Want in de pers las je geluiden dat de keus voor u een te populaire was.
‘Dat deed me enorm goed. Ik heb een rondedansje gemaakt toen ik dat las. Het kan mij niet verbitterd en verzuurd genoeg. Kijk, ik ben 51, bijna 52. Ik doe de laatste jaren eindelijk wat ik echt leuk vindt. En het wordt nog uitgegeven ook – anders schreef ik gewoon door op internet. Ik ben volstrekt onkwetsbaar voor kritiek. Maar ik lach me gek als zie dat zoiets lulligs als je werk voorlezen op tv, toch schrik aanjaagt. Dat je wordt gezien als een literaire pauper en iedereen met z’n allen om het hokje gaat staan en roept: zó moet je schrijven.’

Toch krijgt Verder alles goed mooie kritieken.
‘Ja. Maar ik kan het niet allemaal serieus nemen als sommigen de hoofdpersoon gelijkstellen aan de schrijver. Een beginnersfout. Zeker in dit boekje. Scheut is een volkomen verknipt figuur die brieven aan Henk Westbroek schrijft om te zeggen wat er aan zijn liedje niet deugt. Je weet alleen, als je de 28 brieven allemaal hebt gelezen, precies wat ik van vriendschap vind.’

Mocht u wel fictie schrijven?
‘Als de CPNB één ding zeker niet heeft gedacht, is het: voor de essayvorm moeten we bij Nico zijn. Dat staat zó ver van mij, om iets pretentieus te vinden van het thema en vanaf de Byzantijnen te beschrijven hoe men over vriendschap dacht. Het was volstrekt duidelijk dat mijn essay een ander boekje zou worden. Giphart noemde het bij de presentatie een nieuw genre: het fictieve brievenessay. Zo is het.’

Stond voor u ook vast dat het brieven moest worden?
‘Meteen. Je kan 34 boeken van Willem Frederik Hermans lezen en met moeite destilleren wat hij van vriendschap vond. Maar als je drie brieven van hem aan Reve leest, is het je volslagen duidelijk waar hij de grens legt. Brieven zijn veel directer. Of lees de brieven van Reve aan Van Oorschot. Magisch momenten, als je ziet hoe de zakelijkheid langzaam verdwijnt en de vriendschap erin opbloeit.’

Het beeld van vriendschap dat u schetst, is wel pessimistisch.
‘Ik heb ook maar drie vrienden. Ik wantrouw mensen met 143 vrienden in hun adresboekje. Ik doe nu een tour met Leon Verdonschot en vanaf september één met Ronald Giphart. Wie weet ontstaat er na vier maanden iets wat veel mensen een vriendschap noemen. Voor mij is daar meer voor nodig. Een vriend is iemand die je ‘s nachts op moet kunnen bellen, is het cliché dat ik al negen keer heb gehoord de afgelopen dagen, maar daarom ook wel waar.’

Maar Scheut heeft geen enkele vriend. Geen echte vriend in ieder geval.
‘Nee. Ook omdat ik vind dat je zo iemand geen brief schrijft. Met Fred, de bassist van onze band, hoef ik nauwelijks woorden te spreken. Dat is juist het mooie. De komende weken rijdt hij vaak mee naar Zwolle en zo, de helft van de tijd zitten we alleen muziek te luisteren. Als iemand de hele tijd zou zeggen: ik hou zo van je, is het juist verdacht.’

Alle brieven zijn losse stukken. U heeft niet geprobeerd een lijn te krijgen in alle brieven?
‘De enige lijn die erin zit zijn de brieven aan de slager. Dat is geïnspireerd op de brief van Reve aan zijn bank. Uit Spanje of Tanger of zo’n plaats vraagt hij om geld en schrijft hij aan zijn bankmedewerker dat hij een stier heeft gezien met een plekje op zijn lul. Zoals Nooit Ziek Geweest losjes verwijst naar de Reve – een student als zoon van een eenvoudig gezin, een situatie vergelijkbaar met De Avonden – zo moest dit brievenboek een eerbetoon zijn aan Reve. Ik maak daar geen geheim van, in de eerste brief noem ik hem al.’

Komt u ook veel in bibliotheken tijdens de Boekenweek?
‘Ook ja, maar ik heb heb het niet eens zo superdruk de komende week. Omdat ik permanent aan het toeren ben, ben ik al op veel plekken geweest.’

Toch zou je anders verwachten. Het is algemeen bekend dat u vroeger in de bibliotheek werkte. U kan in de Boekenweek de icoon van de bibliotheek zijn.
‘Daar zou ik me niet voor lenen. Godzijdank hebben de bibliotheek van Amstelveen en directeur Els Verhagen ook nooit de neiging gehad mij in te lijven toen ik populairder werd. En eigenlijk is het een treurig beeld. Omdat ik uitstraal: het kan wél, je kunt je wél ontworstelen aan de bibliotheek. Zo voel ik dat niet. Ik heb het fantastisch naar mijn zin gehad in de bibliotheek. Ik vond alleen dit – schrijven – net even leuker.’

In deze tijden van bezuinigingen wilt u toch wel ambassadeur zijn?
‘Daar ben ik ook de allerslechtst denkbare figuur voor. Ik heb een knetterhard standpunt dat ik al vijftien jaar verkondig. Ik kwam in de bibliotheek toen de automatisering opkwam en de bibliotheek een aantal rampzalige beleidstechnische beslissingen nam. Als dienstweigeraar hielp ik barcodes op de boeken te plakken. Toen heb ik de angst [voor het digitale tijdperk] van zó dichtbij meegemaakt. Het is toch ongehoord dat je vindt dat het verschaffen van informatie je kerntaak is en dat het twee jongens op een zolderkamer zijn die startpagina.nl verzinnen?’

Heeft de bibliotheek het steven niet gewend en de digitalisering omarmd?
‘Nog altijd kan niemand in de bibliotheek me uitleggen waarom ik tot anderhalf jaar geleden mijn regenjas aan moest trekken om in de bibliotheek, alleen tijdens openingstijden, de Krantenbank te raadplegen. Nog altijd worden boeken niet thuisbezorgd. Een paar keer heb ik op bijeenkomsten van bibliotheken gesproken. Dan schiet het gevoel gelijk weer vanonder mijn huid: die ergernis om bibliothecarissen die met z’n allen in een zaaltje uitstralen hoe belangrijk de bibliotheek is en hoe blij we moeten zijn dat die bestaat.’

Vindt je de bezuinigingen erg waardoor zo veel filialen moeten sluiten?
‘Dat is marktwerking. Tegen mijn vader heeft het verhuisbedrijf waar hij werkte ook niet gezegd: wij blijven auto’s aanschaffen zodat jij die kunt repareren. Ze gingen die auto’s leasen en hij stond op straat. Het is een kansloze strijd om je tegen nieuwe ontwikkelingen te verzetten. Tijdens komende Boekenweek kun je als nieuw lid van de bibliotheek een luxe doos krijgen met mijn essay. Ik zette dat een paar dagen geleden op Twitter. Binnen een paar minuten reageren tien mensen die al vijftien jaar lid zijn: en wij dan? Ik vind die klacht volkomen terecht, maar zo zijn bibliotheken.’

(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 14 maart 2012)

Geen opmerkingen: