vrijdag 30 maart 2012

Hoe weinig je weet van de mensen om je heen

Wat kenden we elkaar slecht, verzucht een oud-klasgenoot op het Stedelijk Gymnasium van Tiel. Waarom praten we pas veertig jaar later over onze ervaringen en gevoelens op school?

(Geparafraseerd uit: No Satisfaction. Hoe we werden wie we zien - Chris van Esterik, Boom, 2011)


Een herkenbaar sentiment. Ik weet nog hoe verbaasd ik was toen ik in de vijfde klas hoorde dat iemand uit de parallelklas niet mee ging op Rome-reis omdat hij van zijn geloof niet mocht vliegen. Ik had altijd aangenomen dat iedereen min of meer hetzelfde was als ik – in zijn overtuigingen, levensstijl, achtergrond. Dat bleek helemaal niet het geval. Behalve een enkele goede vriend kende ik eigenlijk niemand van mijn klasgenoten, moest ik concluderen.

Het opmerkelijke aan dit boek van Chris van Esterik over de jaren zestig in een provinciestad is dat het me er onbedoeld op wijst dat het nog steeds geldt voor de honderden mensen die ik, privé of professioneel, weleens ontmoet of half ken. Je gaat je niet meer verdiepen in mensen als je ouder en bewuster van jezelf en je omgeving bent. Van hen weet ik eigenlijk ook niets.

Een van Van Esteriks klasgenoten was Dries van Ingen. De directeur van uitgeverij Boom, die ook dit boek heeft uitgegeven en die ik regelmatig op bijeenkomsten in het boekenvak zie lopen. Ik heb hem nooit gesproken, maar heb natuurlijk wel een beeld van hem.

In No Satisfaction praat hij schijnbaar onbekommerd over zijn jeugd. Zijn aan lager wal geraakte vader voedde hem op volgens het principe ‘management by terror’. Op het gymnasium identificeerde hij zich een tijdje met de kinderen van de elite bij wie hij opeens in de klas zat, maar na een tijdje veranderde hij van zijn lifestyle, zoals we nu zouden zeggen, en ging hij een lange, zwarte motorjas dragen. Hij was ook een van de eersten met een motor: een Horex 400cc, waarmee hij veel succes boekte op zijn jacht naar meisjes. Op het omslag van No Satisfaction staat hij met zijn motor afgebeeld. Slechts met enige verbeeldingskracht kan ik in die lachende, langharige brildrager de bijna kale Van Ingen van tegenwoordig herkennen.

Hoe had ik zo’n verleden ooit kunnen vermoeden als ik dit boek niet had gelezen?

woensdag 28 maart 2012

Anton Valens - 'Het boek ONT' (BOEK)


Een moeflonooi op cowboylaarzen
Wat heeft Groningen eigenlijk merkwaardige straatnamen. Lage der A, Lopendediep, Folkingestraat. In Het Boek Ont geeft Anton Valens zo’n draai aan de werkelijkheid dat je je op den duur zelfs afvraagt of hij de straatnamen van Groningen ook heeft bedacht. Het is dat ik de stad goed genoeg ken, anders had ik voetstoots aangenomen van wel. Schoolholm, Soephuisstraatje – zulke namen tekenen Valens fantasie.
Hoofdpersoon van Valens’ derde en bizarste roman tot nu toe is Isebrand Schut. Hij leidt de praatgroep Man&Post, voor mannen die hun post niet zelf open durven maken. Zo leert hij ook de ex van zijn moeder kennen, een vat vol onnavolgbare taalkundige theoriëen die hem secretaris van de BV en ghostwriter van zijn boek maakt. Later werkt Isebrand in een ondergronds openbaar toilet onder leiding van een fanatieke Groningse regionalist die streeft naar onafhankelijkheid.
Een zielepoot eerste klas dus, die wordt omgegeven door andere zielepoten. Maar omdat Valens niet mikt op medelijden, ontstijgt Isebrand de gemiddelde loser in de literatuur met verve. De dolende dertiger blijft ondanks al zijn twijfels en halfhartigheid zelfbewust in het leven staan. Hij accepteert tegenslagen zonder zelfbeklag en toont zich eerder zorgzaam dan hulpbehoevend.
Nog belangrijker voor de heldenstatus die Isebrand zijns ondanks krijgt, is Valens’ vindingrijkheid en stijl: trefzeker, precies, met op het juiste moment een onverwacht woord. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld de teamleidster van het callcenter die Isebrand heeft ontslagen maar waarvoor hij heimelijk erotische verlangens koestert: ‘Haar langwerpige gezicht, blonde vlechten en gevulde, rijzige gestalte deden hem altijd denken aan een moeflonooi op cowboylaarzen.’
Zulke zinnen maken duidelijk waarom ik sinds J. Kessels: the novel van P.F. Thomése niet meer zo vaak heb gelachen om een roman.

Valens, Anton - Het Boek Ont (352 p.) - Atlas-Contact, € 15,95, ISBN 978 90 457 0473 9
(Eerder gepubliceerd in BOEK 2, 2012)

dinsdag 27 maart 2012

Zijkanten bedrukken veel makkelijker en goedkoper dankzij printen (Boekblad)


Sinds vrijdag in de winkel: een herdruk van Arnon Grunbergs Huid en Haar met bedrukte zijkant. Dankzij de inkjetrotatiepers van Wöhrmann is deze techniek veel makkelijker en goedkoper dan voorheen.
Op de zijkant van de midprice-editie van Huid en Haar (oplage: 6000 ex.) staat: ‘Meesterwerk’, een quote van de Volkskrant. Hoofd realisatie Alex Schijffelen van de Singel 262-uitgeverijen kwam op het idee omdat uit de HP T350 Inkjet Web Press geen vouwbladen, maar losse pagina’s komen. Accountmanager Els Snelder van Wöhrmann ‘was gelijk laaiend enthousiast’, vertelt haar directeur Jeanette Derksen-Geuijen. ‘Zij heeft zich er intern sterk voor gemaakt, omdat zij realiseerde dat het een unieke eigenschap van deze pers is om zulke afwijkende boeken te maken die opvallen in de massa. Uitgevers zullen dit zeker vaker gaan doen.’
Vroeger was de vormgeving heel bewerkelijk als een uitgeverij de zijkant wilde bedrukken, legt Schijffelen uit. ‘Het was een heel rekenwerk om uit te rekenen waar het beeld precies moest komen. Je moest rekening houden met de dikte van de katernen, daardoor ontstaat verloop en is het eindresultaat moeilijk te voorpellen. Eigenlijk ging het nooit goed, en dat zag je pas achteraf. Uit de inktjetrotatiepers komen losse vellen, die worden gesneden en je hebt gelijk het boekblok. Dat maakt de vormgeving veel makkelijker: je plaatst eenmalig de tekst (of afbeelding) in de basisopmaak en verschuift dat vervolgens op iedere pagina een klein stukje. Onze vormgever Zeno was er een uur mee bezig.’
Sinds november vorig jaar is de inkjetrotatiepers van Wöhrmann de enige in zijn soort in Nederland. Volgens Schijffelen zullen andere drukkerijen op korte termijn volgen. ‘Op drukgebied is echt een revolutie aan de gang. Offsetdruk wordt langzamerhand vervangen door printtechnologie. Alle grote fabrikanten – HP, Canon, Océ – zijn machines hiervoor aan het ontwikkelen. Je hebt geen platen meer nodig, je hoeft niet meer te vouwen. Er komt direct een boekblok uit, ongeacht hoe groot.’
Derksen-Geuijen bevestigt dat de HP T350 Inkjet Web Press, vooral geschikt voor kleine oplagen, veel gevraagd is. ‘Ik heb er drie ploegen op zitten. Het is een gevolg van de verschuiving in de markt die we zien naar lagere oplagen. Uitgeverijen willen minder risico, minder voorraden. En omdat er geen voorbereiding nodig is, hebben we een levertijd van slechts vijf tot zeven dagen.’ Een tweede aanschaffen gaat ze echter voorlopig niet. ‘Wij gaan eerst de snelheid aanpassen van 183 meter per minuut nu naar 244 meter per minuut. En op termijn kunnen we nog verder upgraden. Ook willen we investeren in het toevoegen van kleur.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 27 mrt 2012)

maandag 26 maart 2012

‘Er ligt nog hele stapel ideeën voor nieuwe Suzanne Vermeers’ (Boekblad)


Op 19 juni verschijnt Bon Bini Beach, de nieuwe zomerthriller van Suzanne Vermeer. Paul Goeken, de man die zich verborg achter de bestverkopende schrijfster van Nederland, is vorig jaar overleden, maar hij heeft een hele stapel ideeën achtergelaten om het merk voort te zetten.

Dat vertelt Steven Maat, uitgever van Suzanne Vermeer bij A.W. Bruna. ‘Hoeveel ideeën bruikbaar zijn is moeilijk te zeggen. Soms zijn het maar twee regels, soms is het meer uitgewerkt tot hele geschreven pagina’s. In ieder geval is het zeker genoeg om voorlopig alleen plots en ideeën van Goeken te gebruiken voor nieuwe Vermeers.’
Ook van Bon Bini Beach had Goeken ‘aardig wat’ op papier gezet, zegt Maat. Hij wil dat niet specificeren. ‘Straks krijg je discussies over wat van hem is en wat niet. Daar gaat het niet om. We gaan gewoon verder met zijn gedachtegoed.’
De naam van de nieuwe ghostwriter achter Suzanne Vermeer geeft de uitgeverij evenmin prijs. Zelfs geen hints. Maat: ‘Niemand wist dat Paul achter Suzanne Vermeer zat. Van een nieuwe auteur hoeft dat ook niemand te weten. Het gaat om de nieuwe Suzanne Vermeer, dát willen mensen lezen.’
Wel wordt de overleden Paul Goeken eer bewezen door zijn naam ergens in het begin van het boek te vermelden.
Uniek is het niet om een thrillerserie door te zetten na de dood van de auteur. Robert Ludlum, Ian Fleming, Havank, Baantjer – van al deze bestsellerauteur wordt hun serie door een of meerdere schrijvers voortgezet. Het lijkt alsof dit de laatste jaren vaker gebeurd, maar Maat ontkent dat.
‘James Bond werd in 1968 al door Kinglsey Amis nieuwe leven ingeblazen,’ legt hij uit. ‘Later hebben John Gardner en Raymond Benson veel nieuwe 007-avonturen geschreven. En voordat Tomas Ross nieuwe Schaduw-verhalen schreef, had Pieter Terpstra in de jaren zestig de reeks van Havank al voortgezet na diens overlijden.’
De oplage van Bon Bini Beach zal ongeveer 70.000 tot 80.000 exemplaren zijn. ‘Het hangt af van de ontwikkelingen in het boekenvak’, zegt Maat. ‘Wel of geen Selexyz maakt nogal wat uit. Selexyz verkocht ook nogal wat boeken van Suzanne Vermeer.’ In januari 2013 volgt dan een nieuwe winterthriller.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 26 maart 2012)

zondag 25 maart 2012

Des romans français: Didier Daeninckx, 'Galadio'


De zwarte figurant

Duitsland is in de greep van Hitler. In de industriestad Duisburg worden de joden, net als in de rest van het land, als derderangs burgers behandeld. Ook Ulrich, de hoofdpersoon in Didier Daeninckx' roman Galadio, moeten ze hebben, omdat hij niet volledig Duits is maar half Afrikaans. Hij is de zogenaamde zwarte schande voor het Arische ras; zijn moeder had een kortstondige relatie met een van de Afrikaanse soldaten uit het Franse leger, dat in 1919, na het verdrag van Versailles, door Duitsland trok.

Ulrich, wiens Afrikaanse naam Galadio is, slaat opgejaagd op de vlucht en ziet maar één oplossing:

Je me rends soudianement compte de ma solitude. Mon seul refuge est un village du bout du monde, Sinéré, dans la région de Mopti, au Soudan français, auprès d’un oncle mystérieux dont je porte le prénom, Galadio.

Met die aanzet gaat de roman een geheel andere kant op dan men misschien zou verwachten van een verhaal met de Tweede Wereldoorlog als decor. Via een ziekenhuis waar experimenten worden uitgevoerd op zwarte adolescenten komt Ulrich door een gelukkig toeval bij de filmstudio’s van Babelsberg terecht. Hij wordt figurant en mag meespelen in Kongo-Express, een film over een treinramp in Afrika met een Duitse vliegenier als reddende held. Er volgen meer propagandafilms en zelfs enkele reclames.

Le lendemain, accroché à une liane, je traverse le studio dans les airs, déguisé en Tarzan, pour vanter la douceur d’un savon fabriqué à base d’huile de palme.
Chaque semaine, je continue à écrire une lettre à maman (...) sans jamais recevoir de réponse bien que je prenne soin de noter mon adresse au dos, sur le rabat.

Het tragische lot van de jonge Afrikaan Ulrich wordt door Didier Daeninckx in alinea’s als deze tot op het bot invoelbaar gemaakt, juist door de humoristische inslag van de reclamespot; verkleed als Tarzan, slingerend aan een liaan, eenzaam en mijlenver van huis, levend in een gemaakte wereld naast de gruwelijke werkelijkheid. Zijn donkere huid is zijn ondergang én redding.
Voor een nieuwe film wil de regisseur een paar scènes opnemen op het zwarte continent zelf. Ulrich mag mee. Dit is zijn kans. Uit een atlas scheurt hij de kaart van Afrika om ter plaatse op zoek te gaan naar het dorp waar zijn vader vandaan komt. Het gezelschap gaat draaien in de Portugese kolonie Guinee-Bissau, dankzij de met Duitsland sympathiserende dictator Salazar. Maar dan valt Duitsland Polen binnen en is de Tweede Wereldoorlog een feit. Guinee-Bissau is omsingeld door Franse en Engelse koloniën, en de Duitse filmcrew moet worden geëvacueerd. In de hectische situatie weet Ulrich zichzelf uit de voeten te maken. Hij blijft achter en begint aan een reis van duizenden kilometers naar de geboortegrond van zijn vader.
Als in een filmscript volgen al deze scènes elkaar in Galadio op:de tragische grote lijnen van de zoektocht per trein, boot en bus door Senegal en het huidige Mali (le Soudan français), maar ook de komische details, zoals wanneer Ulrich moet lachen als hij de chocola krijgt aangeboden waar hij zelf reclame voor heeft gemaakt. Didier Daeninckx vermengt historische feiten over de Afrikanen uit het Franse leger en de filmstudio’s in Babelsberg op boeiende wijze met het leven van Ulrich, en belicht op een intrigerende manier een onbekende episode uit ongetwijfeld een van de meest beschreven periodes van de vorige eeuw.
Bijna lijkt het verhaal ook nog een goed einde te krijgen als Ulrich het kleine dorp binnenloopt. Maar eenmaal daar blijkt zijn zoektocht nog niet ten einde en uiteindelijk komt hij via Frankrijk weer in Duisburg terecht. De stad is gebombardeerd, de oorlog is ten einde gekomen en Ulrich is terug bij af. Een heel leven verder, eenzamer dan ooit tevoren.

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 16 juni 2010)

zaterdag 24 maart 2012

CB Compact groeit, clusteruitgeverijen houden ermee op (Boekblad)


CB Compact, de light-dienstverlening voor kleine uitgeverijen, is twee jaar na de start gegroeid tot meer dan 500 klanten. Een aantal clusteruitgeverijen staakt mede door deze nieuwe concurrentie hun activiteiten.
CB Compact sloot zeven maanden na de start in februari 2010 al een contract met de honderdste aangesloten uitgeverijen. Sindsiden heeft de groei onverminderd aangehouden, maakt productmanager logistieke diensten Céline van Erp duidelijk. Gedurende hoogstens drie jaar levert CB maximaal 3000 exemplaren per jaar per uitgeverij uit – daarna is een reguliere aansluiting voordeliger gezien de lage vaste kosten en hogere variabele kosten van CB Compact. CB slaat maximaal 100 exemplaren van één titel op.
Inmiddels is het ‘regelmatig’ voorgekomen dat een uitgeverijen overstapt naar een reguliere CB-aansluiting. Ook zegt ‘af en toe’ een uitgeverij de aansluiting weer op vanwege tegenvallende verkoop van de boeken. Bij uitlevering van over het algemeen minder dan 30 exemplaren per jaar is CB Compact niet rendabel genoeg, zegt Van Erp. ‘Gelukkig is dit tot op heden beperkt het geval geweest en blijken de meeste starters juist te groeien.’
Het succes van CB Compact gaat gepaard met het einde van een aantal clusteruitgeverijen, die lagere distributiekosten bieden door één gezamenlijke CB-aansluiting. Het gaat om Personalia (eind vorig jaar), Verenigde Uitgeverijen Galaxa (per 30 april) en De Ronde Tafel (eind dit jaar). Daarmee blijven nog maar een handvol clusters over: onder meer De Vrije Uitgevers, Solarus (voor uitgeverijen van esoterische titels) en Schrijverspunt (voor amateurschrijvers die in eigen beheer uitgeven).
Van Erp wil niet ingaan op de vraag of er verband is tussen beide ontwikkelingen. Seb van der Kaaden van Personalia legt dat nadrukkelijk wel. ‘Wij zijn in 1999 begonnen toen CB de tarieven met 400 procent verhoogde omdat ze af wilden van kleine uitgeverijen. We zijn nota bene begonnen op advies van iemand van CB zelf. De huidige directie wilde de kleine uitgeverijen weer terug omdat ze zagen dat er een markt was die ze lieten liggen – een markt die ze zélf hebben gecreëerd.’
Toch geeft geen van drie gestopte clusteruitgeverijen CB Compact als exclusieve reden om te stoppen. De Ronde Tafel houdt ermee op omdat de 69-jarige eigenaar, voormalig CB-medewerker Ben Klomp, met pensioen gaat. ‘Na 51 jaar in het boekenvak vind ik het wel genoeg.’ Verenigde Uitgeverijen Galaxa houdt op omdat hij teveel klanten verloor. Dat kun je tenminste opmaken uit een mail van Aristos Bouïus die niet bereikbaar was voor nader commentaar. ‘De aangesloten uitgeverijen doen van alles: [ze] stoppen ook omdat de prijs/prestatieverhouding van het CB zoek is en ze dus andere manieren van distributie zoeken, zelf een Compactaansluiting nemen [of] zich aansluiten bij een ander cluster.’
Van der Kaaden van Personalia verlegt zijn aandacht naar zijn gelijknamige uitgeverij, onder meer van het vorig jaar met succes gelanceerde magazine Vertrek NL. ‘Wij konden niet als uitgeverij beginnen door hoge CB-kosten. Dankzij de clusteruitgeverij kon dat wel. Nu staat de uitgeverij op eigen benen en kunnen wij ons richten op de uitbouw daarvan. Met het magazine kwam er ook zó veel op ons af, dat kost enorm veel tijd en energie.’ Ook heeft hij nog altijd in Leens ‘de kleinste boekhandel van Nederland’ die hij dit jaar een impuls wil geven.
Van der Kaaden heeft de klanten van zijn clusteruitgeverij, waar ooit De Zonnestraal van Sonja Bakker toe behoorde, dan ook zonder hard feelings gewezen op de mogelijkheid over te stappen naar CB Compact. ‘De keus is uiteraard aan hen, maar ik heb aangegeven dat CB Compact een goedkope variant is. Ik vind ook dat CB goede stappen zet ten gunste van kleine uitgevers’.
Er blijven ook uitgeverijen die de voorkeur geven aan een clusteruitgeverij, vertelt Van der Kaaden. ‘Een aantal uitgeverijen hangt aan een cluster omdat het voor hun gevoel makkelijker is. Een cluster neemt alle administratie uit handen’. De Vrije Uitgevers, die in twee jaar is gegroeid van 135 naar 250 klanten, biedt – juist de afgelopen twee jaar – bovendien steeds meer diensten aan zijn klanten: van gezamenlijke inkoopvoordelen tot een collectief contract met streaming platform Yindo.

(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 23 maart 2012)

vrijdag 23 maart 2012

Toch hebben gespecialiseerde boekdrukkerijen geen reden om te klagen (Boekblad)


Bedrijfssluitingen. Reorganisaties. Faillissementen. Verlies van honderden arbeidsplaatsen. ‘Het is een beeld dat we de afgelopen jaren bijna normaal zijn gaan vinden,’ schreef Grafisch Weekblad in zijn jaaroverzicht. In 2011 verdwenen weer twee- tot driehonderd drukkerijen. ‘Net als dat we er niet eens meer van opkijken als zelfs bekende grafische bedrijven opeens de deuren sluiten, in problemen komen, omvallen of overgenomen worden.’ En dan is er nog steeds overcapaciteit in de markt, zeggen de grootste boekdrukkerijen van Nederland unaniem.
Ook bedrijven als Wilco/Bariet, Euradius en Adel Media behaalden in 2011 niet vanzelfsprekend dezelfde omzet van 2010. De oplagen van boeken liepen terug. Het aantal titels per klant neemt af. Uitgevers namen veel minder extra’s af. ‘Boeken met linnen. Boeken met foliedruk of blindpreeg. Stofomslagen. Leeslinten’, somt Robert-Jan de Rooij van Wilco op. ‘In al die opties zie je een teruggang’. En dat alles tegen een aanhoudende prijserosie van in het afgelopen jaar circa drie tot vijf procent. Gevolg: drukkerijen hebben meer orders nodig voor dezelfde omzet.
De kracht achter al deze ontwikkelingen zijn de toegenomen voorzichtigheid en kostenbewustzijn van uitgevers die zelf leiden onder een krimpende boekenmarkt. Voor steeds meer titels bestellen zij een kleinere oplage. Liever laten zij een boek herdrukken, als dat toch aanslaat, dan dat zij het risico lopen dat de levenscyclus van een boek opeens ten einde is gekomen en zij met te veel boeken over blijven. ‘Uitgevers willen maatwerk, een korte doorlooptijd en zero warehousing’, zegt Jan Prins van Euradius. Oftewel: een minimale tot helemaal geen voorraad.
Daar komt bij dat de concurrentie met het buitenland niet is afgenomen. ‘Waar uitgevers eerst 4000 exemplaren bestelden, willen ze er nu nog maar 2000’, zegt Harry Buisman van Adel Media. ‘Maar de vaste kostencomponent blijft gelijk. De kostprijs per boek wordt dus hoger, terwijl er tegelijk steeds lagere prijzen worden geboden.’ Desalniettemin denkt Buisman dat het uitbesteden aan het Oostblok, Egypte of China ‘op hetzelfde niveau is gebleven’. Prins daarentegen denkt dat ondanks prijsstijgingen in Azië, uitgevers door hun kostenbewustzijn ‘het buitenland eens proberen’.

Toch hebben de gespecialiseerde boekdrukkerijen geen reden om te klagen – anders dan kleinere bedrijven als De Groot Drukkerij. Integendeel. Euradius meldt: consolidatie van de omzet voor offsetdrukken, een ‘enorme’ groei voor digitaal. Wilco/Bariet laat weten: minder zwart/wit boeken maar meer kleurenboeken gemaakt, met als resultaat: totaal meer titels gedraaid, meer boeken gemaakt en een lichtstijgende omzet. Alleen Adel Media zegt bij monde van Buisman dat het ‘heel zwaar is om de geprognotiseerde omzet te halen. Voor een deel komen die goede bedrijfsresultaten door de migratie naar print die bij lage oplagen interessant is en die drukkerijen ook kunnen aanbieden. Binnen Euradius is dat de aparte bv Printforce.
Ook profiteren de bedrijven van het omvallen van collega’s. De klanten van deze bedrijven, voor zover boekuitgeverijen, vinden vanzelf hun weg naar de specialisten. Eigenlijk is laten weten dat ze bestaan genoeg, maakt Prins duidelijk. ‘Daarom waren we op Boekblad aan Zee, de Nationale Uitgeversbeurs en de Buchmesse.’ Wilco/Bariet heeft eigenlijk dezelfde ervaring. ‘Alle uitgeverijen kennen ons al’, zegt De Rooij. ‘Men vindt ons wel. Ook steeds meer huisdrukkers die boeken aan ons uitbesteden omdat wij dat tegen de juiste kostprijs kunnen.’
Daarbij hoeft een oplagedaling niet slecht te zijn. ‘Zelfs van een Renate Dorrestein wil de uitgever liever geen 20.000 exemplaren ineens’, zegt De Rooij, ‘maar liever iedere keer 5.000. Aan vier keer 5.000 exemplaren verdienen we natuurlijk meer, maar ook is Wilco/Bariet in die oplage interessanter voor de uitgever. Heel hoge oplages laat je rotatief drukken, waar Wöhrmann goed in is, maar voor 5.000 exemplaren zijn wij met onze vellenoffsetdruk goedkoper. En bij vaak herdrukken is snelheid van leveren erg belangrijk. Daar zijn wij het sterkst in.’

De acceptabele tot goede resultaten betekenen zeker niet dat drukkerijen stilzitten. De grote specialisten in boekdrukken zoeken allemaal nieuwe diensten en producten om hun klanten beter tot dienst te zijn – en zo onderscheidend te zijn ten opzichte van elkaar of de buitenlandse concurrentie. Zo heeft Wöhrmann in november de HP T350 Inktjet Web Press geïnstalleerd, als eerste van Europa. Met deze pers kan Wöhrmann rotatief printen – en dus voor hogere oplagen dan gebruikelijk bij print sneller, goedkoper en duurzamer printen.
Waar ook veel in wordt geïnvesteerd, is dienstverlening voor en na de boekproductie. Aan de voorkant betekent dat automatische opmaak. ‘Dat uitgeverijen bij ons inloggen,’ legt Buisman uit, ‘het Word-document in een stramien laten inlopen en dan een pdf krijgen die ze alleen nog hoeven te controleren voor wij die drukken.’ Aan de achterkant bieden drukkerijen steeds meer logistieke diensten. ‘Opslag bijvoorbeeld, omdat CB duurder is’, zegt De Rooij. ‘Ook wel levering, al is het een utopie te denken dat we het CB kunnen evenaren. Het blijft dus een extra.’
Ook spelen boekdrukkerijen in op de digitalisering van het product door content in xml op te slaan en zo nodig te leveren als ePub-bestand of content voor iPad-apps. Euradius heeft zelfs al eens een app gemaakt. Toch gelooft Jan Prins heilig in het voortbestaan van het boek. ‘Het valt me tegen hoe hard de digitalisering gaat’, zegt hij. ‘Zelfs de Kindle van Amazon lijkt over zijn piek. Al moeten we oppassen voor piraterij. Als iedereen 3000 boeken in 13 seconden downloadt, is dat de doodsteek voor de hele branche. Ook voor ons.’
Prins is zeker niet de enige die de toekomst van het e-boek bescheiden inschat. ‘Een groep studenten die wij onlangs over de vloer hadden, printte alles’, zegt Buisman. ‘Dat verbaasde me. Ook heb ik het idee dat de e-markt aan het consolideren is. En zeiden we vijftien jaar geleden niet: over tien jaar bestaan kranten niet meer? Er zijn alleen maar kranten bijgekomen: Metro, De Pers, Spits, NRC.next.’ En De Rooij concludeert: ‘Het digitale stuk zal wel groeien, maar het papieren boek blijft groot. Echt groot, het boek zal totaal niet verdwijnen.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine 1, 2012)

UPDATE februari 2013: Euradius-dochter Hooiberg heeft surséance van betaling aangevraagd. De machines liggen stil.

dinsdag 20 maart 2012

Gerrit Komrij - 'De loopjongen' (BOEK)


Verraden voor de ware vriendschap
Ware vriendschap is gebaseerd op gelijkwaardigheid, weet Arend. Op wederzijdse belangstelling en vertrouwelijkheid. Een vriend kunnen bewonderen is niet genoeg. Voor je het weet, draag je de tas van de vriend tegen wie je opkijkt en ben je een soort loopjongen geworden. Arend sluit dan ook geen vriendschap, maar biedt potentiële kandidaten de kans om met hem vriendschap te sluiten. Alleen als iemand hem uitkiest, zou het een echte vriend kunnen zijn.
Een tragische illusie natuurlijk, die een sardonische pestkop als Gerrit Komrij met genoegen aan gruzelementen slaat. In zijn korte roman De loopjongen laat hij zien waar Arends houding hem brengt. Als hij in de jaren zestig gaat studeren, raakt hij uit eenzaamheid en behoefte niet over zichzelf na te denken betrokken bij de radicale studentenbeweging. Daar wordt hij eindelijk uitgekozen: door de charismatische Bob, voor wie Arend zich met hart en ziel inzet. Eerst verwordt hij zo toch tot de loopjongen die hij nooit wilde zijn, en als de stofwolken van de woelige jaren zestig en zeventig zijn opgelost, blijkt Arend ook nog te zijn verraden.
Het is een sterk verhaal in drie evenwichtige hoofdstukken plus een addendum als pittige trap na. Het is alleen spijtig dat Komrij zijn stokpaardjes niet berijdt. Waar zijn de aforistische uithalen, waar hij in zijn columns in grossiert? De vriendschap, politieke verdwazing, de jaren zestig – Komrij snijdt genoeg onderwerpen aan om zich met kenmerkende, onredelijke spot vrolijk over te maken. Maar De loopjongen bijt nergens. Het blijft een traditionele, brave roman over een afgerond thema.

Komrij, Gerrit - De loopjongen (160 p.) - De Bezige Bij, € 16,90, ISBN 978 90 234 6868 4
(Eerder gepubliceerd in BOEK 2, 2012)

Zie ook:

zondag 18 maart 2012

Joke J. Hermsen - 'Blindgangers' (BOEK)


Blind gingen ze door het leven
Een blindganger is een niet-ontplofte granaat. Maar in Blindgangers van Joke J. Hermsen telt vooral de tweede betekenis van het woord: iemand zonder succes. Mislukt zijn de leden van het filosofiegenootschap Nil Desperandum (Wanhoop niet) zeker. Tegen de vijftig lopen ze en geen van allen hebben ze de idealen en dromen van hun studententijd waargemaakt. Bas’ proefschrift is nog altijd niet voltooid. Anna heeft een carrière opgeofferd voor haar gezinsleven zonder er iets voor terug te krijgen. Reindert vecht met zijn rancuneuze ex om de kinderen. Enzovoorts.
In Blindgangers komen de zeven volwassenen bij elkaar om de vijfentwintigste verjaardag van hun genootschap te vieren. Een reünie betekent in de literatuur: een recept voor een ontploffing. Hermsen werkt daar ook langzaam naartoe. Stap voor stap leidt ze haar lezers naar de onthulling die tot een knetterende ruzie zal leiden: de nieuwe affaire van de hedonistische neurochirurg Johan, waardoor het harmonieuze nahuwelijk met zijn ex Iris na vijftien jaar voorgoed kapot zal gaan – en daarmee ook de vriendengroep definitief uit elkaar zal vallen.
Toch blijkt het daar in het thematisch rijke Blindgangers niet echt om te gaan. Onderhuids gaat er bij één van de zeven vrienden een veel zwaardere bom af, die tot een veel ingrijpender drama leidt. Hoewel Hermsen in haar epiloog weinig uitweidt over de gevolgen daarvan, is duidelijk dat dit drama alle personages doet beseffen hoe zinloos het is om te treuren om onvervulde dromen en verdwenen idealen, maar dat je moet proberen het beste te maken van het leven dat je nu leidt. Ze openen hun ogen voor het feit dat maar één ding echt telt: een goede band met elkaar.
Zo onthult Hermsen in haar schitterend opgebouwde roman een derde, letterlijke betekenis van ‘blindganger’: mensen die blind door het leven gaan.

Hermsen, Joke J. - Blindgangers (370 p.) - De Arbeiderspers, € 19,95, ISBN 978 90 295 7858 5
(Eerder gepubliceerd in BOEK 2, 2012)

vrijdag 16 maart 2012

Interview Nico Dijkshoorn: 'Aan echte vrienden schrijf je geen brieven' (Bibliotheekblad)


Nico Dijkshoorn schreef dit jaar het Boekenweekessay Verder alles goed. Het is geen traditioneel essay over het thema ‘vriendschap en ongemakken’, maar een verzameling van 28 soms erg grappige brieven geschreven door de fictieve, neurotische Scheut. De voormalig medewerker van de Openbare Bibliotheek Amstelveen en huisdichter van De Wereld Draait Door verzet zich niet tegen de sluiting van zo veel bibliotheekfilialen. ‘Dat is marktwerking.’ [Voor het Boekenweekgeschenk van Tom Lanoye zie hier.]
Kijkt u uit naar de Boekenweek?
‘Jazeker. Maar ik zit midden in het pr-stuk van mijn roman Nooit ziek geweest en midden in mijn theatertour met Leon Verdonschot. Het is komende weken dus niet zo anders als vorige weken. Ik cross nog steeds door het land. Gelukkig met mijn eigen auto, die arme Lanoye [auteur van het Boekenweekgeschenk] heeft een chauffeur. Ik moet er niet aan denken. Rijden met een chauffeur is net als rijden met een taxi’s: ik heb het gevoeld dat je toch wat moet zeggen tegen zo’n man en dan begin ik vanzelf te kwekken.’

Begon dat verheugen al toen u werd gevraagd voor het essay?
‘Helemaal niet. Ik was net begonnen aan mijn roman toen Mizzi [van der Pluijm], de baas van mijn uitgeverij, me opbelde en vertelde dat ik het essay mocht maken. Mijn eerste reactie was: nóg een boek erbij? Vaak heb ik ook niets met het thema. Maar toen het vriendschap bleek te zijn, dacht ik: nu doe ik het wel. Ik wist ook dat de roman over mijn vader loodzwaar zou zijn om te schrijven. Het leek me prettig er direct achteraan een luchtig boekje over vrienden te schrijven. En Nooit ziek geweest en het essay hebben veel met elkaar te maken.’

Heeft u het idee dat de CPNB dacht: een essay over vriendschap, dat kan alleen Nico Dijkshoorn schrijven?
‘De CPNB heeft vooral gedacht: wie heeft er lezers tussen de 10 en 95, zeg ik als ik heel cynisch ben. Maar serieus: ze waren oprecht enthousiast. Er lopen daar fans rond. De directeur Eppo [van Nispen tot Sevenaer] is geloof ik een liefhebber van mijn werk. En ik denk dat ze wel iemand wilde die een groter publiek aanspreekt.’

Want in de pers las je geluiden dat de keus voor u een te populaire was.
‘Dat deed me enorm goed. Ik heb een rondedansje gemaakt toen ik dat las. Het kan mij niet verbitterd en verzuurd genoeg. Kijk, ik ben 51, bijna 52. Ik doe de laatste jaren eindelijk wat ik echt leuk vindt. En het wordt nog uitgegeven ook – anders schreef ik gewoon door op internet. Ik ben volstrekt onkwetsbaar voor kritiek. Maar ik lach me gek als zie dat zoiets lulligs als je werk voorlezen op tv, toch schrik aanjaagt. Dat je wordt gezien als een literaire pauper en iedereen met z’n allen om het hokje gaat staan en roept: zó moet je schrijven.’

Toch krijgt Verder alles goed mooie kritieken.
‘Ja. Maar ik kan het niet allemaal serieus nemen als sommigen de hoofdpersoon gelijkstellen aan de schrijver. Een beginnersfout. Zeker in dit boekje. Scheut is een volkomen verknipt figuur die brieven aan Henk Westbroek schrijft om te zeggen wat er aan zijn liedje niet deugt. Je weet alleen, als je de 28 brieven allemaal hebt gelezen, precies wat ik van vriendschap vind.’

Mocht u wel fictie schrijven?
‘Als de CPNB één ding zeker niet heeft gedacht, is het: voor de essayvorm moeten we bij Nico zijn. Dat staat zó ver van mij, om iets pretentieus te vinden van het thema en vanaf de Byzantijnen te beschrijven hoe men over vriendschap dacht. Het was volstrekt duidelijk dat mijn essay een ander boekje zou worden. Giphart noemde het bij de presentatie een nieuw genre: het fictieve brievenessay. Zo is het.’

Stond voor u ook vast dat het brieven moest worden?
‘Meteen. Je kan 34 boeken van Willem Frederik Hermans lezen en met moeite destilleren wat hij van vriendschap vond. Maar als je drie brieven van hem aan Reve leest, is het je volslagen duidelijk waar hij de grens legt. Brieven zijn veel directer. Of lees de brieven van Reve aan Van Oorschot. Magisch momenten, als je ziet hoe de zakelijkheid langzaam verdwijnt en de vriendschap erin opbloeit.’

Het beeld van vriendschap dat u schetst, is wel pessimistisch.
‘Ik heb ook maar drie vrienden. Ik wantrouw mensen met 143 vrienden in hun adresboekje. Ik doe nu een tour met Leon Verdonschot en vanaf september één met Ronald Giphart. Wie weet ontstaat er na vier maanden iets wat veel mensen een vriendschap noemen. Voor mij is daar meer voor nodig. Een vriend is iemand die je ‘s nachts op moet kunnen bellen, is het cliché dat ik al negen keer heb gehoord de afgelopen dagen, maar daarom ook wel waar.’

Maar Scheut heeft geen enkele vriend. Geen echte vriend in ieder geval.
‘Nee. Ook omdat ik vind dat je zo iemand geen brief schrijft. Met Fred, de bassist van onze band, hoef ik nauwelijks woorden te spreken. Dat is juist het mooie. De komende weken rijdt hij vaak mee naar Zwolle en zo, de helft van de tijd zitten we alleen muziek te luisteren. Als iemand de hele tijd zou zeggen: ik hou zo van je, is het juist verdacht.’

Alle brieven zijn losse stukken. U heeft niet geprobeerd een lijn te krijgen in alle brieven?
‘De enige lijn die erin zit zijn de brieven aan de slager. Dat is geïnspireerd op de brief van Reve aan zijn bank. Uit Spanje of Tanger of zo’n plaats vraagt hij om geld en schrijft hij aan zijn bankmedewerker dat hij een stier heeft gezien met een plekje op zijn lul. Zoals Nooit Ziek Geweest losjes verwijst naar de Reve – een student als zoon van een eenvoudig gezin, een situatie vergelijkbaar met De Avonden – zo moest dit brievenboek een eerbetoon zijn aan Reve. Ik maak daar geen geheim van, in de eerste brief noem ik hem al.’

Komt u ook veel in bibliotheken tijdens de Boekenweek?
‘Ook ja, maar ik heb heb het niet eens zo superdruk de komende week. Omdat ik permanent aan het toeren ben, ben ik al op veel plekken geweest.’

Toch zou je anders verwachten. Het is algemeen bekend dat u vroeger in de bibliotheek werkte. U kan in de Boekenweek de icoon van de bibliotheek zijn.
‘Daar zou ik me niet voor lenen. Godzijdank hebben de bibliotheek van Amstelveen en directeur Els Verhagen ook nooit de neiging gehad mij in te lijven toen ik populairder werd. En eigenlijk is het een treurig beeld. Omdat ik uitstraal: het kan wél, je kunt je wél ontworstelen aan de bibliotheek. Zo voel ik dat niet. Ik heb het fantastisch naar mijn zin gehad in de bibliotheek. Ik vond alleen dit – schrijven – net even leuker.’

In deze tijden van bezuinigingen wilt u toch wel ambassadeur zijn?
‘Daar ben ik ook de allerslechtst denkbare figuur voor. Ik heb een knetterhard standpunt dat ik al vijftien jaar verkondig. Ik kwam in de bibliotheek toen de automatisering opkwam en de bibliotheek een aantal rampzalige beleidstechnische beslissingen nam. Als dienstweigeraar hielp ik barcodes op de boeken te plakken. Toen heb ik de angst [voor het digitale tijdperk] van zó dichtbij meegemaakt. Het is toch ongehoord dat je vindt dat het verschaffen van informatie je kerntaak is en dat het twee jongens op een zolderkamer zijn die startpagina.nl verzinnen?’

Heeft de bibliotheek het steven niet gewend en de digitalisering omarmd?
‘Nog altijd kan niemand in de bibliotheek me uitleggen waarom ik tot anderhalf jaar geleden mijn regenjas aan moest trekken om in de bibliotheek, alleen tijdens openingstijden, de Krantenbank te raadplegen. Nog altijd worden boeken niet thuisbezorgd. Een paar keer heb ik op bijeenkomsten van bibliotheken gesproken. Dan schiet het gevoel gelijk weer vanonder mijn huid: die ergernis om bibliothecarissen die met z’n allen in een zaaltje uitstralen hoe belangrijk de bibliotheek is en hoe blij we moeten zijn dat die bestaat.’

Vindt je de bezuinigingen erg waardoor zo veel filialen moeten sluiten?
‘Dat is marktwerking. Tegen mijn vader heeft het verhuisbedrijf waar hij werkte ook niet gezegd: wij blijven auto’s aanschaffen zodat jij die kunt repareren. Ze gingen die auto’s leasen en hij stond op straat. Het is een kansloze strijd om je tegen nieuwe ontwikkelingen te verzetten. Tijdens komende Boekenweek kun je als nieuw lid van de bibliotheek een luxe doos krijgen met mijn essay. Ik zette dat een paar dagen geleden op Twitter. Binnen een paar minuten reageren tien mensen die al vijftien jaar lid zijn: en wij dan? Ik vind die klacht volkomen terecht, maar zo zijn bibliotheken.’

(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 14 maart 2012)

donderdag 15 maart 2012

Lees ik wat iedereen leest?

In de Bestseller 60 van deze week: veel oude koek. Met uitzondering van de roman van Nico Dijkshoorn zijn alle boeken die ik heb gelezen minimaal circa een half jaar oud. Waarom verkopen al die goede boeken die ik de laatste tijd heb gelezen niet beter? Van Joke Hermsen, Anton Valens of Stephan Enter, om er een paar te noemen. Lees liever hun romans dan Nooit ziek geweest, dat weliswaar een prettig strak voortdenderend ritme heeft, maar uit weinig meer bestaat dan een bak anekdotes die over de lezer wordt uitgestort. Met als gevolg dat je je eerder gapend afwendt van de personages dan dat je, zoals ongetwijfeld bedoeld door de auteur, door hen geboeid raakt. Eerder wordt de karikatuur steeds verder uitgewerkt dan dat je de personages werkelijk leert kennen. Dan is Dijkshoorn Boekenweekessay Verder alles goed me liever, waarin hij – met succes – op de lach mikt. Wordt morgen vervolgd.


2 Paulien Cornelisse - Taal is zeg maar echt mijn ding

5 Peter Buwalda - Bonita Avenue

12 Jonathan Safran Foer - Extreem luid & ongelooflijk dichtbij

26 Nico Dijkshoorn - Nooit ziek geweest

29 Jamie Oliver - Jamie in 30 minuten

39 Laurent Binet - HhhH

43 Anna Enquist - De verdovers

48 Ravelli - De vliegenvanger

woensdag 14 maart 2012

James Joyce’ Ulysses wordt Ulixes (Knack)


Waarom hebben de vertalers van James Joyce’ Ulysses de titel nooit in het Nederlands omgezet? Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes deden het wel: Ulixes.

Op Bloomsday van dit jaar – 16 juni – verschijnt de nieuwe vertaling van het duo dat eerder Finnegan’s Wake van James Joyce vertaalde en de navolging Bloemsdag schreven. Sprankelend, avontuurlijk en gedurfd, noemt uitgeverij Athenaeum-Polak & van Gennep die. Zelf beweren Bindervoet en Henkes dat in het 800 pagina’s dikke boek niet meer dan een paar woordjes hetzelfde zijn vertaald als eerder John Vandenbergh in 1969 en Paul Claes en Mon Nys in 1994.
De nieuwe titel alleen al lijkt beide claims waar te maken. Volgens Bindervoet lag Ulixes nogal voor de hand: zo heette Ulysses bij Jacob van Maerlandt en P.C. Hooft in het Nederlands. ‘Die traditie heeft zich niet voortgezet, maar toen wij Ulixes vonden, dachten we gelijk: dit moet het woorden. Het woord is mooi. En het is een woord met een x, daar hebben wij een voorkeur voor. Ook onderscheidt het onze vertaling van de vorige twee.’
De nieuwe titel mag programmatisch heten voor de vertaling waar Bindervoet en Henkes alles bij elkaar vier jaar aan hebben gewerkt. ‘We hebben het helemaal op de schop gegooid,’ zegt Bindervoet. De vertaling van Claes en Nys is ‘heel erg afgeplat’, die van Vandenbergh ‘is spannender, weerbarstiger, maar bevat weer meer fouten omdat hij de tekst niet goed lijkt te hebben begrepen’.
Om met de recentste vertaling te beginnen. ‘Het beroemde hoofdstuk 17 staat vol stijlfouten. Volgens Nys zou het niet overkomen als je dat ook in het Nederlands doet. Maar het was wel de opzet van Joyce, dan moet je daar de consequenties uit trekken. Ik zou ook niet weten waarom het niet over zou komen. Ik denk dat vertalers in het algemeen, en zij dus ook, bang voor hun goede naam zijn als ze bewust fouten maken. Dat ze daarop worden afgerekend.’
Bindervoet en Henkes zien de opzettelijke fouten van Joyce juist als een kans. ‘Je wordt eigenlijk gedwongen als vertaler om de vrijheid te nemen taalfouten te verzinnen die in het Nederlands hetzelfde effect bereiken,’ zegt Bindervoet. ‘Dat is heerlijk om te doen, al die tautologieën, pleonasmen enzovoort te bedenken.’
Hetzelfde geldt voor de citaten en pastiches van Engelse auteurs in hoofdstuk 14. ‘Die vonden Claes en Nys onvertaalbaar, wij hebben juist gezocht naar de oudste vertalingen van auteurs als Jonathan Swift, Laurence Sterne en John Bunyan. Zo vonden we van Swift een vertaling van Bernardus Brunius en zijn woorden gebruikt of gepasticheerd. Een groot feest. Tegelijk hebben we van dit hoofdstuk zo een eerbetoon aan de vertaler gemaakt.’
Het ergst aan deze vertaling vindt Bindervoet de befaamde monologue intèrieur. ‘In veel zinnen valt het onderwerp weg. Claes en Nys voegen dat toch toe. Met een “’k”. Dan gaat het stenografisch aspect verloren en wordt het geen vertaling in de geest van het boek, maar een soort uitleg: dit staat er. Dat helpt wel voor het begrip, maar je krijgt niet het idee wat voor boek ‘Ulixes’ eigenlijk is. Het is net meer zo Joyceaanse vloeiend. Wij proberen die muziek wel te benaderen.’
De vertaling van Vandenbergh die hem in 1970 de Martinus Nijhoffprijs opleverde, is Bindervoet en Henkes dan liever. ‘Hij had zich alleen onvoldoende ingeleefd in wat er gebeurde. Zo vertaalt hij een bel als een winkelbel, terwijl het een bel was die een paar kilometer verderop te horen was.’
De uitgeverij was aanvankelijk niet blij met de nieuwe titel. Over my dead body! riep het hoofd verkoop. Maar Bindervoet en Henkes wezen hem op het commerciële belang ervan om zich te onderscheiden van de bestaande vertalingen. ‘Kennelijk was dat genoeg om hem te overtuigen,’ zegt Bindervoet. ‘Wij waren er ook verbaasd over.’ En ‘Ulixes’ werkt als marketinginstrument. Zou dit stuk zijn geschreven als de vertalers zo’n iconische titel niet hadden durven te vernederlandsen?

(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 13 maart 2012)